zondag 30 juni 2013

Een vreemde wereld



We leven in een rare tijd. Dat is een uitspraak die vele mensen uiten wanneer zij wat dieper nadenken over de berichten die in de krant verschijnen en wat meer geconfronteerd worden met hetgeen wat er juist níet in de kranten staat.

Vandaag vertelde mijn dochter een van de vele verhalen die zij meemaakt in het verpleeghuis waar zij stage moest lopen. Het verpleeghuis waar het hierom gaat, probeert zichzelf een vriendelijk imago aan te meten. Het noemt zichzelf Fransje, een naam die zowel aan een jongen als aan een meisje kan worden toegekend, een naam die vriendelijk klinkt. De verpleegsters (er werken voornamelijk vrouwen) krijgen hun salaris gestort op de naam van Fransje. De kleding draagt de naam Fransje. Een patiënt kan roepen: “Fransje!” de vraag is dan niet alleen wie er komt, maar ook of er iemand komt. Maar dat terzijde. Waar het om gaat is de patiënt.

Mijn dochter was het na enige tijd opgevallen dat achter de namen van sommige patiënten de hoofdletter R staat geschreven. Zij vroeg dan ook wat die R betekent. “Oh, die R? Dan moet je ze reanimeren”. “Reanimeren?” “Ja, reanimeren, wanneer ze een of andere aanval krijgen en je denkt dat ze doodgaan, moet je ze reanimeren”. “Maar…, je moet een patiënt toch altijd reanimeren?”, had mijn dochter gevraagd. “Nee, alleen de patiënten met de R”. In het gesprek dat mijn vrouw en ik aan tafel met onze dochter voerden, zo’n prettig gesprek tijdens de avondmaaltijd, vroeg ik  of er misschien een verschil in leeftijd is tussen patiënten met een R en degenen zonder een R. Ik dacht dat ze de oudjes dood lieten gaan en de jongen nog in leven probeerden te houden. Dat was niet het geval.  Mijn dochter had ook hiernaar geïnformeerd en zij kreeg te horen dat de R wordt toegekend aan patiënten aan de hand van een intakegesprek. “Dus in een het intakegesprek wordt hun gevraagd of je ze in leven moet laten, wanneer ze bijna doodgaan?”. “Ja, dat klopt”. “Stel dat je iemand zonder de letter R toch reanimeert, wat gebeurt er dan?” “Dat is verschillend. Er zijn er ook die een bandje hebben.” “Een bandje?” “Ja, een bandje. Daarop staat dat ze niet mogen worden gereanimeerd. Als je deze mensen toch reanimeert, moet je voor de rechter verschijnen. ” “Dus als ik het goed begrijp zijn er mensen met een R, mensen met een bandje en mensen zonder R en geen bandje. Wat gebeurt er met die derde groep?” “Deze mensen mag je ook niet reanimeren, want ze hebben geen R. Ze kunnen je echter niet voor de rechter slepen als je dat toch doet, omdat ze geen bandje hebben. Ik heb ernaar gevraagd en ze hebben me verteld dat deze mensen niet zo goed raad wisten met de vraag. Ze snapten het eigenlijk niet. Sommigen hadden gezegd dat ze er nog over moesten nadenken. ” “Om hoeveel mensen gaat het? Hoeveel mensen hebben een R?” “Van de 30 patiënten die we nu hebben, zijn er vijf met een R.” “Met andere woorden, die andere 25 mensen mag je niet helpen als ze op het punt staan dood te gaan? Maar je wordt toch opgeleid om mensen te helpen? Je bent straks toch verpleegkundige? Dat geldt dus blijkbaar ook voor de dokter.” Ja, de dokter mag ook niks doen.”  Mijn vrouw en ik waren verbijsterd. Hoe is dat in Rusland? In Rusland kennen ze dit soort bureaucratische etiketjes niet. Daar heeft iedereen hetzelfde bandje, maar sinds de val van de muur is het verschil in klasse wel weer zichtbaar. Dat verschil was er vroeger natuurlijk ook, maar daar werd over gezwegen. In Nederland is er niet alleen het verschil in klasse, maar ook een verschil in doodgaan.

Het is dus helemaal niet vreemd dat iemand wordt doodgeschoten wanneer hij  “Allah Akbar” roept bij een of ander klaagmuurtje. Niemand vindt dit vreemd, want in de media wordt er niet heftig op gereageerd. Gewoon een communicatiestoornis. Dat was wel anders toen een stel meiden – nadat ze in het openbaar hadden aangetoond dat ze graag een bevroren kip in hun vagina wilden stoppen – ook nog eens een president uitscholden in een kerk. Ze kregen gevangenisstraf en de hele westerse wereld reageerde heftig. In Nederland hebben we een damschreeuwer die ook de gevangenis in moet omdat hij plotseling begon te schreeuwen tijdens dodenherdenking. Naar mijn idee gingen die Pussyrellen wel een stapje verder dan deze damschreeuwer. Niemand reageerde, iedereen vond het best. Maar ja, Nederland is geen Rusland.

In de Oekraïne moet sinds kort een boete betaald worden van 10 grevny als je gepakt wordt tijdens het plukken van kruiden of paddenstoelen. Dat is nu verboden.  

Ik sta er ook niet van te kijken dat nu eindelijk bekend is geworden dat Engeland de instigator is van de opstand in Syrië. Dat wist ik al, voordat dit nieuws in de Engelse pers verscheen. De Nederlandse media doen er het zwijgen toe.

Het is een vreemde wereld. Is dat de reden dat sommige patiënten liever niet terug willen keren wanneer ze op weg zijn naar een andere wereld? Zijn ze Razend om wat er nu gebeurt? Hebben ze de kracht niet meer om terug te keren? Nee, deze beslissing is genomen op puur pragmatische gronden en wordt kenbaar gemaakt via het bandje, het bandje zonder R.

Het is een vreemde wereld. Ridders zijn uitgestorven, Pussy’s en damschreeuwers worden opgesloten. In verpleeghuizen mogen mensen kiezen voor de dood of het leven en in Europa staan potten, queers en ruigpoten eens per jaar in vreemde gewaden te hossen en te vozen om het volk te tonen dat ze volkomen normaal zijn. In Rusland vindt men zoiets raar, maar ja daar kost een stukje snelweg drie keer meer dan bij ons.  

Het is een vreemde wereld, een wereld waarin geen plaats meer is voor ridders. Er is alleen nog glasvezel. Roep je door zo’n stuk glas: “bom”, dan staat er binnen 10 minuten een peloton op de stoep, maar voor die tijd hangt er natuurlijk al een superdrone in de lucht die alles minutieus in de gaten houdt.  Misschien waren de middeleeuwen aangenamer. In die tijd mocht je nog kruiden plukken, hoefde je geen bandjes te dragen, werd je niet geconfronteerd met een jetset die terugverlangt naar de seksuele moraal uit de klassieke oudheid en bestonden alleen nog karrensporen. Toen werd niemand gereanimeerd. Daar was geen animo voor. Je ziel ging rechtstreeks naar het paradijs.

De Snowden story, aflevering 2



Het is wel grappig wat er nu gebeurt. Europa maakt zich druk over de afluisterpraktijken van Amerika, alsof ze dat niet wisten. Ik had ooit twee oma’s en opa’s. Mijn opa en oma uit Zeeland hadden in Zierikzee een speelgoedwinkel, annex huishoudelijke artikelen. Ze woonden boven de zaak en aan de zijkant van het gebouw was een spiegeltje bevestigd. Toen ik vroeg waarom dit spiegeltje daar hing, antwoordde mijn oma: da’s een spionnetje, mien jongen”. Dit beeld en dit gesprek kwam plotseling in mij boven. Spioneren is iets van alle tijden en van alle mensen. Iedereen doet het.

Bij mij aan de overkant woont een buurvrouw die alles in de gaten houdt. Een vorm van sociale controle. Dat is goed. Een land doet in feite hetzelfde. Men wil graag weten wat er in de omgeving gebeurt en aangezien de omgeving van sommige landen bestaat uit de rest van de wereld, wordt de hele wereld bespioneerd.  

Het is een spel. Hoe moeten we nu weer reageren? Zo wordt door Europa gedacht op de nieuwste berichtgeving. Men weet er geen raad mee. Misschien moet Europa zich wel verontwaardigd tonen omdat anders zou blijken dat men al lang op de hoogte is. Aan de andere kant kan de burger de conclusie trekken dat Europa hiermee aantoont dat Duitsland, Frankrijk, Nederland en nog veel meer landen beschikken over een slechte geheime dienst. Een goedwerkende geheime dienst weet immers al lang dat Amerika Europa bespioneert. Doen Europese landen niet hetzelfde? Als ze niet hetzelfde doen, is dat nog een reden om onze geheime diensten te diskwalificeren.

Nu wordt hoog van de toren geblazen. “Onze bondgenoten vertrouwen ons niet!” Ha, ha! In de wereld van de diplomatie bestaan geen vrienden. Is dat niet een van de eerste statements die elke diplomaat in les 1 wordt verteld? Nee, dit is werkelijk grappig. Deze Edward Snowden maakt het leven weer iets aangenamer. Het is een komedie, maar wel eentje die behoort tot de categorie "pulp".

Helemaal lachwekkend zijn de dreigementen van Amerika. Waarin een groot land klein is...

zondag 23 juni 2013

Helden van deze tijd

In deze tijd worden we meer dan in welke andere tijd ook geconfronteerd met informatie. De meeste informatie interesseert ons eigenlijk geen lor.Vooral het nieuws slaan we op in ons korte termijn-geheugen. Meestal kunnen we ons 's avonds nog wel herinneren welke berichten er 's morgens zijn verschenen, maar dan moet er wel even worden nagedacht. Tussen die gigantische berichtenstroom, is er heel af en toe een bericht dat ons intrigeert. Mij intrigeert nu bijvoorbeeld het bericht over wat er gebeurt met Edward Snowden. Ik ben me af gaan vragen of deze Edward Snowden een held is of niet.

Helden hebben altijd bestaan. Net zoals er ook altijd mensen zullen bestaan die verhalen schrijven over helden. Als we aan een held denken, denken we over het algemeen aan iemand die er stoer uitziet. Als we kijken naar Petsjorin, de held die Lermontov beschreef in zijn schitterende roman, De held van onze tijd, zien we geen stoer iemand. Petsjorin leed een tragisch bestaan en was meestal onderweg. Nu is er een man, genaamd, Edward Snowden. Snowden leidt net als Petsjorin een tragisch leven en is eveneens altijd onderweg. Deze Snowden had een goed inkomen, een stabiel leven, een vriendin en ook nog eens een huis op Hawaï. Hij koos voor een ander bestaan. Hij vertelde de wereld een waarheid die bij een kleine groep mensen al bekend was. Het vertellen van de waarheid maakt iemand natuurlijk nog niet tot een held. Het openbaren van een geheim in de wetenschap dat daarmee je leven gevaar loopt, maakt iemand wel een held. Iemand doet iets voor anderen en stelt zijn eigen leven in de waagschaal.

Niet iedereen ziet in Edward Snowden een held.  Wie zijn degenen die Snowden een held vinden? Over het algemeen zijn dat de mensen die hetzelfde hadden willen doen als Snowden, maar dat niet hebben gedaan. Niet omdat ze dat niet wilden doen, maar simpelweg omdat niet iedereen in de gelegenheid verkeert om zoiets te doen. Je moet niet alleen een held willen worden, maar ook nog in de gelegenheid gesteld worden om een heldendaad te verrichten.

In tegenstelling tot Don Quichot vocht Snowden niet tegen windmolens. Hij vocht niet eens. Hij nam wat hem toekwam. Hij openbaarde kennis. Zodra iemand kennis ontneemt aan anderen, worden die anderen automatisch een vijand. De Amerikaanse overheid is vijand van Snowden, maar is die Amerikaanse overheid niet een vijand van ons allemaal? Hoe zat het ook alweer? Waren het niet de Amerikanen die ons destijds hebben bevrijd van de Duitsers? Ja, dat is waar. Zij waren ooit onze vrienden, althans zo werd ons dat voorgespiegeld. De generatie waartoe ik behoor is van jongs af aan ingepeperd dat de Amerikanen ons hebben bevrijd. "We moeten ze dankbaar zijn, jongen", zo zei niet alleen mijn moeder, maar ook mijn mijn oma, mijn tante, de leraar op school, iedereen in mijn omgeving. De generatie die daarna kwam, kreeg precies hetzelfde te horen. Daarbij moet ik niet vergeten te vermelden dat De Canadezen en de Engelsen hun steentje hebben bijgedragen. Dat Russen misschien wel de belangrijkste rol hebben gespeeld in deze oorlog, is maar aan weinig mensen bekend. Ook hierin moeten we erkennen dat de media daadwerkelijk beschikken over grote macht. 

Laat ik me beperken tot de Amerikanen. Snowden is immers Amerikaan en Batman en Superman zijn ook Amerikanen. De vraag is of de Amerikanen ons hebben bevrijd "um sonst", zonder er iets voor terug te krijgen. Hebben ze dat werkelijk belangeloos gedaan? Naar mijn volle overtuiging deden de soldaten dat zeker. Ze kregen misschien betaald voor hun werk, maar een soldatenloon is niets tegenover een mensenleven. Zij zetten destijds wel degelijk hun leven op het spel. Degenen die de soldaten stuurden hadden andere belangen. Dat is bekend. Zodra de oorlog voorbij was, kregen we een Marshallplan, ook niet "um sonst". Met dat geld konden we Amerikaanse spullen kopen, Amerikaanse films bekijken, de Amerikaanse eetcultuur overnemen. Kortom: we werden een soort verlengstuk van Amerika, geen achtertuin, maar voortuin. Tegelijkertijd konden we dienen als buffer, stootkussen, wanneer die "onbetrouwbare" Rus, die slaperige ijsbeer, zin zou krijgen in een avontuurtje. Om de ijsbeer te laten zien dat het "menes" was, mochten we nog wat atoombommen verstoppen. Publiek geheim. Maar ja, we konden toch ook niet anders? De beer zou zo maar eens echt willen gaan brullen. Welke leugens werden verspreid en vooral: hoeveel mensen begonnen te papegaaien?  

Nu heb ik die Amerikanen eigenlijk nooit echt vertrouwd en de cultuur heb ik evenmin omarmd. Toch was er ooit een tijd, de tijd waarin ik naïef was: mijn nAïviteit.  In die tijd geloofde ik daadwerkelijk dat de overheid het goede met de burger voor heeft.  De overheid zorgt voor ons. Dat dacht ik. Er was Vietnam, er was dat gedoe met Nixon. Het milieu ging achteruit, maar ik had werk en we konden op vakantie.

Toen kwam de Golfoorlog. Het water werd geprivatiseerd. De elektriciteit kwam in private handen. De spoorwegen werden gesplitst. De overheid behield weliswaar controle, maar in private handen zouden alle nutsvoorzieningen goedkoper worden. Het sluitstuk was de gezondheidszorg.Het wonder was geschied. De overheid was erin geslaagd het grootste deel van haar verantwoordelijkheid af te schuiven op anderen.

Zorgt de overheid daadwerkelijk voor ons? Zij zegt dat zij voor ons zorgt, maar is de overheid geen Januskop? Welke waarheid moeten wij geloven? Kent de overheid dan geen helden? Ja en nee. De overheid zelf creëert geen helden, zij creëert wel mogelijkheden om held te kunnen worden.

Zo kunnen soldaten plotseling helden worden. Dat zagen we gebeuren met kapitein Kroon. Een kroegbaas uit het volk had een heldendaad verricht. Het is me nooit duidelijk geworden wat deze man nu had gedaan, maar daarvoor heb je ook deskundigen. Een brandweerman kan zich manifesteren als een held en dat gebeurt regelmatig. Het verschil tussen Edward Snowden en de brandweerman is dat de brandweerman held wordt na een impulsieve daad, het plotseling redden van iemands leven met gevaar voor zijn eigen leven, terwijl Edward Snowden er van tevoren over heeft nagedacht. Beiden kregen de gelegenheid. De gelegenheid maakt iemand een held.   

Bij een actie als die van Snowden, duiken natuurlijk ook allerlei complottheorieën op. Zo was er de theorie dat Snowden al eerder contact had opgenomen met Rusland. Hij zou naar Hong Kong gegaan zijn om Rusland niet als verdachte te bestempelen. De tweede stap was om naar Moskou te vliegen en de buitenwereld te doen geloven dat hij naar Cuba zou gaan om van daaruit verder te vliegen naar Ecuador, het land van Julian Assange. Hij zou dan in Moskou blijven en daar een nieuwe identiteit krijgen. Hij zou alle geheimen onthullen en nog een smak geld verdienen. In dat geval zou hij geen held meer zijn. De held zou van zijn voetstuk vallen. Inmiddels blijkt deze theorie niet waar te zijn. Hij is nog steeds een held. 

Hij is een held omdat hij bewijzen heeft geleverd dat de overheid ons belazert. Een handvol schrijvers heeft het geschetste scenario beschreven. "Brave new World" of "de wereld van 1984" is nog niet gerealiseerd, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat onze samenleving hard op weg is deze fictie om te zetten in realiteit.Nu is de jacht geopend. "The chase has begun. We wil chase this guy over the entire earth". Dat zijn de woorden van een of andere bobo uit Virginia. Het doet me denken aan zo'n film waarin de rijken der aarden als vermaak op mensen mochten jagen. Snowden is verworden tot een opgejaagd beest dat zich vrijwel nergens meer kan verstoppen voor de voeten van de golem die Amerika is geworden. Men wil hem vermorzelen als een insect.

De golem mag dan bestaan, er bestaan ook beren. Misschien moeten er meer helden komen. Ook in Europa is nog veel te ontdekken. Het is tijd dat iemand aan het licht brengt wat er zich afspeelt in het donker. Maak de zaken concreet zonder hulp van duistere complottheorieën op obscure websites.  

Ja, dit is de tijd voor de helden van onze tijd!

woensdag 19 juni 2013

De Zingende Zaag, metafoor en instrument in actie en reactie




In maart 1989 kwam ik voor het eerst op de Nacht van de Poëzie in Utrecht. Daar ontdekte ik een juweeltje, een zaagje in de vorm van een tijdschrift. George Moorman, een bevlogen Haarlemse dichter bracht zijn tijdschrift aan de man. Ik nam een abonnement. Het abonnement duurde twintig jaar. Het laatste nummer bestond uit een porseleinen kruik gevuld met drank. Daarbij kon ook gekozen worden voor een tijdschrift. Het nummer heette “ROES, tussen bezieling en bezatting”, een waardige naam voor iemand die nog zweefde tussen dood en leven. Ik koos het tijdschrift, de ziel. Wat opvalt is de letter Z die zowel in het begin als aan het eind voorkomt, de letter van zingen, de letter van zaag, de letter van ziel en van beZatting. George Moorman, de genius achter het concept, had er misschien genoeg van. Hij was het zat. Hij wilde iedereen vol laten lopen met poëzie. Dat was te veel gevraagd.

In het woord tijdschrift schuilt het tijdelijke, in het tijdelijke zit het vergankelijke. Daarom is tijdschriften vrijwel nooit een lang leven beschoren. Het oudste Nederlandse tijdschrift, De Gids, nog steeds geschreven met twee hoofdletters om te benadrukken dat het hier toch wel om iets zeer belangrijks gaat, is in werkelijkheid misschien nooit  bezield geweest. Het wilde een gids zijn, maar mensen hebben niet altijd behoefte aan een gids. Zij zijn liever hun eigen gids. Was het tijdschrift in zijn beginjaren al gezapig, nu is het dat nog steeds. De ware poëzieliefhebber is een avonturier, een ontdekkingsreiziger. De gids bood de avonturier van oudsher weinig nieuws, daarom ontstond al vrij spoedig De nieuwe Gids. Dit tijdschrift leefde kort. In het begin was het nieuw, maar na verloop van tijd, kende de lezer het concept.
Zo ontstonden veel literaire tijdschriften en gingen even zovele weer ter ziele. Dat moest op den duur ook gebeuren met De Zingende Zaag. De meeste literaire tijdschriften kenmerkten zich door een zekere maatschappelijke betrokkenheid. Ze werden ook opgericht als reactie, uit opstandigheid. In zekere zin was dat ook het geval met De Zingende Zaag. Dit tijdschrift wilde zich niet langer een tijdschrift noemen, maar een concept, een kruising tussen poëzie en beeldende kunst. De bijen vlogen uit en bestoven alle bloemen die ze onderweg tegenkwamen. De Zingende Zaag was niet opgericht vanwege maatschappelijke betrokkenheid, maar wel als een reactie tegen wat op dat moment werd gezien als achterhaald. Er moest nieuwe bevlogenheid komen. De poëzie en de kunst zouden samen optrekken. Dit huwelijk hield twintig jaar stand en kwam door drank aan zijn eind.

Mensen hebben van nature de behoefte om anderen een bepaald etiket op te plakken, om hen in een groep onder te brengen. Dat geeft ons blijkbaar enige zekerheid. We voorzien een groepering van een kenmerk en we weten wie zij is. Dat resulteerde in Nederland in onze roemruchte verzuiling. Slechts mondjesmaat verdwijnt de protestant bij Trouw en maakt plaats voor een onsje katholicisme. Heel voorzichtig tasten de FNV en het CNV elkaar af om in de toekomst misschien samen te gaan wonen. Ook de kunstenaar voorzien we graag van een etiket. Aan de andere kant is het juist de kunstenaar die buiten het establishment staat. Hij is de onafhankelijke geest die ons de richting wijst, een richting die we in eerste instantie afwijzen. Zodra we hebben begrepen waar het om draait, plaatsen we deze kunstenaar ook moeiteloos in een doosje waarop in sierlijke letters staat “Postmodernisme” of “Generatie Nix”, want niets willen is onmogelijk.
Zo ontstond in de loop der tijd een groot aantal tijdschriften die geheel in het zojuist beschreven stramien pasten.  Tot ca. 2000 kenden we Tirade, De Gids, de Nieuwe gids, Bzzlletin, De Revisor, Raster en Maatstaf.  Ieder tijdschrift trachtte op zijn beurt vernieuwend te zijn. Ieder tijdschrift kende zijn eigen filosofie.

In 1989 kwam, zoals gezegd,  George Moorman en een groepje geestverwanten met het idee een tijdschrift te maken waar iedereen zich bij aan kon sluiten. De zingende Zaag, de zaag die zingt, brengt een melancholieke toon voort. Deze duidt op een verlangen naar het klassieke, naar vroeger waar ambachten werden geprezen, naar een tijd waarin dichten gezien werd als een ambacht, de tijd van de Rederijkers. Tegelijkertijd is de zaag het instrument dat kan worden gebruikt om op ambachtelijke wijze zinnen of woorden zodanig in stukjes te zagen dat een kunstwerk, een gedicht kan ontstaan. Zingen, van oudsher een metafoor voor dichten. Het idee achter de Zingende Zaag was niet alleen het bieden van een podium voor dichters, maar een vermenging van beeldende kunst en poëzie, woorden zijn beeldend, verbeeldend. Na enkele jaren werd het idee van tijdschrift verlaten en de Zingende Zaag verwerd tot concept, tot idee, tot een metamorfose van ideeën, beeldende kunst en poëzie. George Moorman zag De zingende Zaag vanaf dat moment  niet langer als een literair tijdschrift, maar meer als een concept dat het gevolg is van een thema.
De Zingende zaag was een unieke toon in een dor landschap. De Zingende Zaag wilde niet worden voorzien van een etiket. Het wilde uniek zijn. Uniciteit duurt niet lang als het begrip wordt toegepast op een beweging. Na een beweging komt een tegenbeweging. Dat is het ritme van de tijd. Ook De Zingende Zaag, kan worden voorzien van een etiket. Toch was het in de relatief korte tijd die het bestond uniek. Werd in het begin nog ieder nummer thuisgestuurd. Na verloop van tijd kreeg iedere abonnee een uitnodiging om het nieuwe nummer ter plekke in ontvangst te komen nemen tijdens een manifestatie die in het teken stond van het thema van dit nummer.  Hierdoor kwam de poëzie tot leven. De kunst kwam niet alleen tot uiting in het tijdschrift zelf, maar manifesteerde zichzelf ook door de vormgeving van het tijdschrift. Zo ontstonden er  tijdschriften in de vorm van doosjes waarin een boekje zat en een stukje zeep dat na 15 jaar nog steeds een doordringende geur verspreidt. Nummering was niet meer van belang. Er was bijvoorbeeld een uitgave die bestond uit een losbladig systeem waarop de plattegrond van de Sint Bavo te Haarlem prijkte en een ander nummer werd gepubliceerd in de vorm van een bijbel waarop de leuze stond “God betere’t”
Niet iedereen kon zomaar publiceren in de Zingende Zaag. George Moorman vertelde mij dat “iedere Zaag te beschouwen is als een podium waar iedereen zijn dans mag komen uitvoeren , al naar gelang het thema dat op dat moment aan de orde is. Dat is één van de voorwaarden voor dichters om gepubliceerd te worden in de Zingende Zaag”. Dichters werden ook  gevraagd, omdat de gedichten van deze schrijver pasten binnen het thema. Tweede voorwaarde is dat de dichter ten minste twee bundels moest hebben gepubliceerd. Gesteld kan worden dat De Zingende Zaag niet het tijdschrift was dat open stond voor jonge dichters. Debuten werden hier niet geschreven. In die zin was het niet vernieuwend. De redactie stelde zich voorzichtig op. Een ding is zeker: de kruik is leeg. Na porselein geen goud. De poëzieliefhebber heeft zich twintig jaar lang kunnen laven aan telkens wisselende geluiden, maar deze zaag is voorgoed versleten. Er was op een gegeven moment geen geluid meer uit te krijgen.

De tijd van de “ap” is aangebroken. Het literaire landschap heeft te lijden gehad onder een grote kaalslag. Oude bomen werden gekapt. Nieuwe kwamen er voor in de plaats. Er zijn nog maar weinig literaire tijdschriften die we in de boekhandel kunnen kopen. De Gids die ons de weg wil wijzen die niet iedereen wil gaan, Hollands Maandblad dat bij tijd en wijle opkrabbelt en een bijzonder geluid laat horen en dan is er nog Spiegel der Letteren dat een klein groepje geïnteresseerden voorziet van degelijke informatie. De vraag is of het literaire tijdschrift als podium voor nieuwe dichters  niet bezig is te verdwenen.

Ook het gedicht evolueert, van sms’je naar een tweet, opgeslagen in de cloud die voortdurend wordt bedreigd door hackers, de spreekwoordelijke reactie in een tijdperk waarin het gedicht in feite alleen gedicht wordt op een echt driedimensionaal podium: het gedicht om naar te luisteren, het gedicht om in ons op te nemen. Een gedicht dat de toehoorder meevoert naar niet-digitale tijden.
We zien in de samenleving dat de tijd terugkeert waarin de dichter zijn gedichten voordraagt. Dat is van oorsprong de bedoeling van het gedicht. De docent Nederlands zegt tegen zijn leerlingen: scandeer het gedicht en zo hoor je het metrum, maar het is in feite de dichter zelf die het gedicht niet moet scanderen, maar voordragen. Hij of zij is de maker ervan. Alleen de dichter weet hoe het klinkt en pas als we het gedicht horen, kunnen we de ware betekenis ervan doorgronden. Dat is ten minste het idee. Ik denk dat dit idee slechts ten dele klopt, want dat zou dan wel impliceren dat een gedicht alleen nog maar te begrijpen is als we de dichter zelf beluisteren. Dat zou betekenen dat we de sonnetten van Petrarca en Shakespeare nooit op hun ware merites kunnen schatten. Het gedicht bevat toch ook een sleutel die de dichter ons aanreikt via zijn metrum, via het rijm of op een andere manier. Het literaire tijdschrift publiceert nog steeds gedichten, al dan niet op internet. Het is aan de lezer het gedicht voor zich te zien, het gedicht zichzelf te laten dichten. Het gedicht is voor een deel het resultaat van een ambachtelijk proces. Daar komt de zaag bij kijken. Diezelfde zaag brengt toch ook verschillende geluiden voort. Het is aan de lezer het juiste geluid te laten klinken bij het juiste gedicht. Laat de lezer de Zaag zingen. Nu de Zaag uit Haarlem uit ons midden is verdwenen, zijn nieuwe middelen nodig. Ik zie deze nieuwe verschijningsvormen, instrumenten en gereedschappen nog niet. Het landschap is dor, hier en daar zien we wat verdroogde plantjes en her en der verschijnt af en toe een bloemetje. De afgelopen jaren waren die bloemetjes naar mijn idee allemaal bolgewassen. Ze komen even boven de grond om vervolgens weer te verdwijnen. Het is het wachten op solide rozen, misschien wel stevige eiken, of is lot van de poëzie en daarmee van nieuwe, liefst geëngageerde tijdschriften om altijd plaats te maken voor nieuwe poëzie, voor nieuwe loten of nieuwe geheel nieuwe stammen.  

Dordrecht, 12 juni 2013   

Europa, een valse belofte

  Dordrecht, 04 februari 2024 In de jaren dertig van de twintigste eeuw hield Stefan Zweig drie lezingen. De eerste vond plaats in 1932 ...