zondag 5 juni 2016

Het basisinkomen, een omschakeling van onze perceptie van arbeid en inkomen



Op 5 juni 2016 stemde Zwitserland over de invoering van een basisinkomen. In diverse Nederlandse kranten verscheen dit nieuws en ook op de opiniepagina’s was een en ander te lezen. De vraag is of een basisinkomen een goed idee is.

Sommige deskundigen beweren dat we aan de vooravond staan van een nieuwe industriële Revolutie die neerkomt op invoering van robotisering. Hierdoor zouden veel minder banen nodig zijn. Voorbeelden hiervan zijn de zelfrijdende auto, waardoor vrachtwagen- en andere chauffeurs niet meer nodig zijn, inclusief taxichauffeurs. Douaniers zullen worden vervangen door robots. De beveiligers die er nu nog rondlopen, zullen plaatsmaken voor robots/ Hetzelfde geldt voor talloze andere beroepen, zoals vakkenvullers, caissières en verpleegsters. Wat daarbij opvalt, is dat het met name gaat om de lager geschoolde beroepen.

Er worden al machines ingezet bij operaties, maar de chirurg blijft nog steeds aanwezig en hij is degene die de verantwoordelijkheid heeft voor de operatie. Hij is degene die de machine aanstuurt. Rechtspraak is een ander voorbeeld waarbij nagedacht wordt over de vraag of de onafhankelijke rechter niet plaats moet maken voor een robot, een machine zonder gevoel, zonder ziel. De vraag is of een robot in staat is wetten te interpreteren. In dat geval zou sprake zijn van artificiële intelligentie. Ook in het onderwijs worden experimenten ondernomen. De robot wordt niet moe verhaal 10 keer uit te leggen en blijft rustig. De warme of koude interactie die er nu is tussen docenten en leerlingen  zou bij invoering van een robot als docent, worden geneutraliseerd.

Robotisering zorgt voor minder werk, maar dat geldt alleen voor bepaalde beroepen. Handenarbeid, zoals het maken van kunstwerken, de restauratie van oude gebouwen en het ontwerpen van steden, is mensenwerk. De stratenmaker zal verdwijnen, maar de mozaïeklegger niet. Bovendien heeft automatisering tot nu toe nog niet geleid tot een groot banenverlies. Zwitserland kent een werkloosheidspercentage van maar vier procent.  

Toch kan de invoering van een basisinkomen een goed idee zijn. We willen immers allemaal een beter leven. Niet iedereen is blij met een veertigurige werkweek. Het grootste probleem van de invoering van het basisinkomen is de omschakeling van ons economisch denken. Vanaf het begin van de mensheid is er sprake van ruilhandel. Voor wat hoort wat. Duizenden jaren geleden werden goederen geruild. Na de invoering van het geld, kreeg geld de functie van de toekenning van een bepaald gewicht aan een bepaald product of dienst. Sommige mensen zullen beweren dat zij producten weggeven zonder dat zij er iets voor terugkrijgen, maar iedereen krijgt altijd iets terug. Zelfs de vrijwilliger die gratis werkt voor het Rode Kruis, krijgt iets terug. Dat noemen we bevrediging, een bevredigend gevoel. Arbeid, het doen van werk, geeft ons een bevredigend gevoel. Dat is een deel van ons arbeidsethos. Het andere deel bestaat uit het idee dat we vinden mensen moeten werken voor geld. Er moet brood op de plank komen en daarom moeten we werken. Zo zijn we grootgebracht. Juist van dat laatste moeten we ons bevrijden. We zullen moeten wennen aan het idee dat de mens recht heeft op een bestaan, zonder dat er iets van hem wordt verwacht, zonder dat van hem wordt verwacht dat hij werkt voor zijn geld.

Een vraag die we ons moeten stellen: kan de maatschappij nog wel draaien met een basisinkomen? Zullen alle mensen nog wel willen werken? Er zal toch nog steeds moeten worden gewerkt. Niet alles kan worden geautomatiseerd. Ik denk het wel. Ik denk dat er genoeg mensen zullen zijn die willen werken, alleen al omdat veel mensen niet in staat zijn het arbeidsethos vaarwel te zeggen. Werk geeft voldoening, niet aan iedereen, maar wel aan voldoende mensen. Luiwammesen zijn er altijd geweest. Die kunnen dan blijven bestaan, zonder dat anderen hen daarop aanspreken. Mensen die de kantjes eraf lopen, zullen ook blijven bestaan. Die kunnen door invoering van het basisinkomen wat minder uren gaan werken, zodat er wat minder fouten worden gemaakt.

De laatste vraag die we moeten stellen is, hoe hoog moet dan zo’n basisinkomen zijn en is dat economisch wel haalbaar. Om met dat laatste te beginnen: ja, het is haalbaar. Momenteel heeft vrijwel iedereen al een inkomen. Het enige wat nodig is alle inkomens bij elkaar optellen en het totaal opnieuw verdelen, waarbij de verhoudingen tussen arm en rijk moeten worden gehandhaafd. De rijken zouden we wat meer kunnen laten en de hele uitkeringsmachinerie zou gestroomlijnder moeten worden vormgegeven. Het basisinkomen zou ertoe moeten leiden dat alle toeslagen moeten worden afgeschaft.

Wat betreft de hoogte van het basisinkomen, lijkt mij € 1000,-- een optie. Iedere inwoner zou dit bedrag netto moeten ontvangen. Kinderen tot 18 jaar zouden de helft moeten krijgen. Een eenvoudig rekensommetje leert ons dat een gezin met twee kinderen zal kunnen beschikken over een bedrag van € 3000,-- netto. Datzelfde gezin dat momenteel een bijstandsinkomen ontvangt en daarbij gebruik maakt van allerlei toeslagen, zit al vrij dicht tegen dit bedrag aan.  Vooruit, laat het € 1000,-- schelen. In Nederland kennen we steeds meer eenoudergezinnen. Een moeder met een kind ontvangt dan € 1.500,-- Dat is zo ongeveer gelijk aan hetgeen die moeder nu ontvangt. Dat zou een goede stimulans kunnen zijn om met iemand samen te gaan wonen. Vanzelfsprekend moet ook de voordeurdelersregeling worden afgeschaft.

Gezinnen zullen meer te besteden hebben. Zij zullen meer uitgeven. Dat leidt ertoe dat ons BNP zal groeien, waardoor op den duur het basisinkomen steeds betaalbaarder zal worden. De productiviteit zal toenemen, omdat de mensen die willen werken, dat met plezier doen. Zij werken niet langer alleen voor een loon, maar voor het plezier dat zij hebben in hun werk. De mensen die in het huidige systeem niet productief zijn, zullen doordat zij automatisch een inkomen hebben, niet meer werken. Mensen die het arbeidsproces vertragen, worden als het ware weggezeefd door dit systeem. De hele uitkeringsmachinerie kan weg. Minder ambtenaren kosten de staat minder. Werkgevers zullen minder geld kwijt zijn aan de betaling van zieke werknemers. Werknemers die met plezier werken, zijn minder vaak ziek. Iedereen zal er dus op vooruit gaan.

Desalniettemin is het nog steeds de vraag of de voordelen groter zullen zijn dan de nadelen. In de wereld is er niet een land waar dit idee van het basisinkomen is uitgevoerd. De voorstanders zullen zeggen dat er altijd iemand moet zijn die ermee moet beginnen, maar een dergelijke operatie is groter dan destijds de invoering van de euro. We zullen onze hele perceptie m.b.t. arbeid, ons arbeidsethos, moeten wijzigen. We zullen moeten accepteren dat wij iedere dag naar het werk gaan, terwijl de buurman in het zonnetje ligt. Daarom kunnen we de vraag of we een basisinkomen moeten invoeren of niet, niet beantwoorden met ja of nee.
   

Het gendervrije toilet, een neutrale keuze



Vandaag las ik in de Volkskrant dat Leiden een experiment is gestart met de introductie van genderneutrale toiletten. Tegenstanders zijn bang dat in dit soort toiletten vrouwen en kinderen kunnen worden lastig gevallen door mannen. Wat is eigenlijk een genderneutraal toilet en is een dergelijk toilet wel een goed idee?

Bij elk nieuw product is het altijd maar de vraag hoeveel dit product mag kosten en of het product uiteindelijk rendabel is. In Leiden, op de universiteit wordt een genderneutraal toilet gelijk gesteld met een toilet dat geschikt is voor mannen en vrouwen, terwijl de doelgroep die men beoogt, niet bestaat uit mannen of vrouwen, maar uit vramen, mensen die geen man of vrouw zijn. Mensen die misschien niet weten wat ze zijn, of mensen die op weg zijn een ander geslacht aan te nemen, of mensen die er bewust voor hebben gekozen zowel man als vrouw te zijn. Met andere woorden: dit zogenaamde genderneutrale toilet van de Leidse universiteit is helemaal niet genderneutraal.

Ik zou ervoor pleiten een toilet te maken voor gendervrije mensen, mensen van wie niet duidelijk is welk geslacht ze uiteindelijk hebben. Hierdoor wordt iedereen op zijn wenken bediend. Vrouwen hoeven niet bang te zijn voor mannen en zowel vrouwen als mannen kunnen hun behoeften doen op de toiletten waaraan zij gewend zijn. Er zal dus een nieuw toilet moeten ontstaan. Ik noem dat het GV-toilet, afgekort GV. Geen wc, maar een gv. Dat klinkt ook goed. In plaats van dat men zegt: ik ga even naar de wc, wordt dat: ik ga even naar de gv. Dat valt niet op en impliceert toch een bewuste keuze.

Hoe ziet zo’n gv eruit? Dat weet ik niet. Ik ken geen gv’ers. Misschien moet het bestaan uit een combinatie van een pissoir en een zittoilet. Daar gaat het echter niet om, het gaat erom dat er toiletten komen waar gv’ers zich prettig voelen. Kortom: er moet geen genderneutraal toilet komen, maar een gendervrij toilet dat geschikt is voor gendervrije mensen. Een toilet voor de gv’er die zonder bezwaar kan zeggen dat hij naar de gv gaat.  

Europa, een valse belofte

  Dordrecht, 04 februari 2024 In de jaren dertig van de twintigste eeuw hield Stefan Zweig drie lezingen. De eerste vond plaats in 1932 ...