zondag 15 januari 2017

Trumpen



Er is een nieuwe periode begonnen: de trumptijd. We kunnen nu trumpen, aantrumpen, optrumpen, overtrumpen, achtertrumpen en intrumpen. Ik stel me zo voor dat aantrumpen zoiets zou kunnen betekenen als aanpakken. De vraag is vervolgens wat er moet worden aangepakt. De Mexicanen, de muur tussen de Mexicanen en de Amerikanen, de Chinezen of nog iets anders waarvan we het bestaan nog niet kennen.  Optrumpen zou opstomen kunnen betekenen. Alles moet worden opgestoomd, opgetrumpt. Er moet meer worden gewerkt. Amerikanen die nu twee baantjes hebben om te kunnen rondkomen, moeten drie banen nemen. Heel Amerika moet er werk bij krijgen. Trump heeft zichzelf uitgeroepen tot Gods eigen banenkampioen. Met andere woorden: er moet worden opgetrumpt. Optrumpen zou echter ook kunnen betekenen: opstoten, optrekken tegen iedereen die het niet eens is met het nieuwe trumpen, het Trumpiaans model. Trump zou kunnen besluiten op te trumpen tegen de Chinezen. Zij hebben immers al laten weten dat ze niets voelen voor een eendimensionaal beleid, een zogenaamd Trumpiaans model. Overtrumpen kan zijn overtroeven. Iedereen die het niet eens is met het Trumpiaans model, moet worden overtroefd, ofwel: overtrumpt. De Chinezen kunnen niet alleen te maken krijgen met het optrumpen van de Trumpiaanse troepen, de Trumpiaanse idee, maar zouden zomaar kunnen worden overtrumpt. Vlak trouwens de Russen niet uit. Trump mag dan goede maatjes zijn geweest met Poetin. Dat hoeft niet te impliceren dat hij het Poetiniaans model zou moeten omarmen. Hij is immers nu de baas van de wereld. Wat wil je nog meer als je in meer dan 130 landen bases hebt. Wie kan dat zeggen? Dat is er maar een en dat is Trump. Dus Poetin komt alleen im Frage als dat past binnen het Trumpiaans model, zo niet, dan wordt hij overtrumpt.
Achtertrumpen is vrij makkelijk verklaarbaar. Dat is gewoon achter Trump aanlopen. Ik ben benieuwd wanneer Europa daarmee begint. Achter iemand aanlopen doet men in Brussel toch heel graag. We hebben dat in de afgelopen jaren goed gemerkt. Een eigen beleid was weliswaar wel aan de orde, maar alleen wanneer dat betrekking had op gebieden met een maximum bereik van zo’n  2000 km van Brussel. Alles wat verder weg ligt, valt niet onder de jurisdictie en laat men kennelijk over aan de Amerikanen. Dat zullen dan de Trumpianen zijn. Ik vermoed dat Europa wel donders snel het achtertrumpen zal omarmen als zijnde een nieuwe filosofie, die van het trumpisme.
Blijft over het intrumpen. Dat is niets anders dan de bal inkoppen. Ja, in deze tijd van het voetbal, moeten we de bal kunnen inkoppen. Laat dat maar aan de Trumpianen over. Zij kunnen dat goed. Trump zelf heeft daar ongetwijfeld een cursus ingegeven in een door hemzelf geopende school à raison van 200 dollar per uur per kandidaat. Intrumpen doet Trump echter niet met zijn hoofd, maar via het maken van vogelgeluidjes, zogeheten tweets. Trump is daar een meester in.

woensdag 11 januari 2017

De Rusland-Amerikalijn



Wisseling van de wacht: Obama, de zogenaamde kampioen van de vrede, de man die nooit verder kwam dan “yes, we can” en in de praktijk niet in staat was een speech te houden zonder spiekbriefje, moet plaats maken voor een zakenmannetje dat van zichzelf beweert een kampioen te zijn in het creëren van banen, een banenwonder. De lange zwarte lat verandert in een kwabbig kaaskopje wiens voorouders afkomstig zijn uit het land van Hitler. Het Trumpje schijnt zijn speeches uit te spreken zonder briefjes, maar dat is vermoedelijk het gevolg van de ervaring in het uitschelden en commanderen van zijn personeel.

Natuurlijk had Obama geen problemen met de CIA of de FBI, twee clubs waar geweld niet wordt geschuwd en die al meerdere coups hebben geënsceneerd in diverse buitenlanden, waar ook ter wereld. Obama liet zich altijd van zijn meest lichte zijde zien, misschien omdat nogal wat zwarten een Michael Jacksonsyndroom hebben: ze willen liever wit zijn. Dat was ook al zo in China, ten tijde van de eerste dynastieën. De donkere kant was de keerzijde: invallen in Libië, Irak, Tunesië, Syrië, Egypte, Oekraïne.

Hoewel de NAVO en daarmee de V.S. in het openbaar IS aanvallen, hebben ze IS in feite zelf gecreëerd en zien ze Rusland nog steeds als hun grootst vijand. Je zou zelfs kunnen spreken over de Rusland-Amerikalijn in plaats van over de Holland-Amerikalijn. Is er sprake van een haat-liefdeverhouding?

Vandaag las ik een interessant artikel over de cyberoorlog die in de machtswisseling tussen de lange lat met de twee gezichten en het op geld beluste neefje van Dagobert dat ondanks dat hij Donald heet, er toch in is geslaagd een kluis te maken waarin hij zich kan manifesteren tussen groene briefjes.
De digitale wereld is in Rusland later begonnen, maar inmiddels hebben nogal wat Russen zich hieraan beter aangepast dan de gemiddelde Amerikaan. Dat komt natuurlijk doordat Russen zich van oudsher in korte tijd moesten aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Zodoende hebben ze hier een betere vaardigheid in gekregen. Wat ik niet wist is dat Rusland inmiddels al beschikt over een internetindustrie die in omzet groter is dan die van de VS. In 2014 zouden Russische internetbedrijven al een omzet hebben gehad van 143 miljard dollar (135 miljard euro), zo’n 8,5 procent van het Russische bbp, terwijl Google in 2015 een omzet van 75 miljard dollar behaalde. Rusland schijnt na olie, gas en grondstoffen – en wapens – al veel geld te verdienen aan internet. De Russische zoekmachine Yandex zou groter zijn dan Google, en VKontakte (het Russische Facebook) zou meer Russische gebruikers hebben dan dan de dienst van Mark Zuckerberg. IN Rusland mag dat zo zijn, maar er is ook nog een wereld buiten Rusland. Google is absoluut groter dan Yandex. Alleen in Rusland niet.

Een verschil tussen Rusland en het westen is dat hier vrijwel alles is gedigitaliseerd en online is. In Rusland houdt men de zaken liever binnenshuis. Er gaan nog maar weinig lijntjes naar buiten toe, zodat de kans dat een of ander ministerie door buitenlanders wordt gehackt minder groot is dan in het westen.

Mochten de Russische geheime diensten zijn begonnen met een achterstand, nu loopt zij voorop, conform de wet van Murphy.  Dat is de nieuwe lijn: cyberoorlog. Russen zouden geheime gegevens hebben over Trump en de een na de andere hack wordt bekend gemaakt, zonder dat er enig tastbaar bewijs wordt geleverd.

De Russische werkelijkheid is ingewikkeld/ Rusland kent verschillende werkelijkheden. Er is de werkelijkheid van het Kremlin, de werkelijkheid van Poetin, die van de oppositie, die van het volk en die van de oligarchen. Zo zijn er nog honderden werkelijkheden. Alle werkelijkheden kunnen worden verdraaid. Het kunnen verdraaien van de werkelijkheid kunnen de Russen nog beter dan de Amerikanen. De ziekenhuizen zouden uitstekend zijn, maar als je er een kijkje gaat nemen; zien die er toch iets anders uit. Vrijwel alle ziekenhuizen beschikken over een lift, maar er bestaan ziekenhuizen waarvan de lift al maanden niet meer werkt en de röntgenafdeling zich op de 2e etage bevindt zodat sommige zieken op hun knieën de trap op moeten kruipen. Het personeel helpt niet, want daar wordt het niet voor betaald. Vrijwilligers kennen ze in Rusland niet, want als we kijken naar het salaris van een verpleegkundige is dat al vrijwel niets, zodat je net zo goed kunt zeggen dat al het personeel van de ziekenhuizen werkt voor een appel en een ei.

Russen zijn niet alleen goed in het verdraaien van de werkelijkheid, maar ook in misleiding. Maar ja, wat is eigenlijk het verschil? Het verschil is dat misleiding binnen de Russische geheime diensten is verheven tot een hogere kunst. Het Kremlin mag dan spreken over een heksenjacht als het gaat om het beschuldigen van Rusland van het zwartmaken van Trump, eigenlijk is het ook een heksenjacht. Rusland is een tovenaar en wel eentje met veel toverstokjes. Al die toverstokjes dienen verschillende doelen. Het ene stokje is om het eigen volk te misleiden, het andere is om Amerika te misleiden en weer een ander dient ervoor om intern, binnen het Kremlin, bepaalde mensen te misleiden.

De rest van de wereld is er maar druk mee. Vooral de media, want hoewel de Amerikanen wat minder goed zijn in magie, beheersen ook zij in enigerlei mate de kunst van de misleiding. Hier heet het niet zo zeer misleiding, maar manipulatie en intimidatie. Men tracht Trump niet alleen te misleiden, maar ook te manipuleren en te intimideren. Wie spint hier garen bij? Trump zeker niet. De Russen ook niet. Blijven over: de CIA en de FBI en zekere leden in de Amerikaanse politiek en de schoothondjes eromheen.

De Rusland-Amerikalijn is een nieuwe episode begonnen.   

dinsdag 10 januari 2017

De leerling als schrijvende mens



Niets is gemakkelijker dan zo te schrijven dat geen mens het begrijpt; niets is moeilijker dan belangrijke gedachten zo uit te drukken dat ieder mens ze begrijpt.
Arthur Schopenhauer (1788-1860)

Inleiding
Bij het vak geschiedenis hebben we geleerd dat het schrift zo’n vijfduizend jaar oud is. Althans dat wordt door de huidige wetenschap aanvaard. Schrijven is betekenis geven aan datgene wat een mens wil zeggen en de een kan dat beter dan de ander. Daarmee zou meteen de vraag beantwoord zijn of schrijven een aangeboren vaardigheid is of niet. Schrijven houdt in: het goed kunnen spellen van woorden en deze woorden zodanig samenbrengen dat er een zin ontstaat die voldoet aan de conventies die ons op school binnen een taalgebied zijn bijgebracht. Een aantal zinnen bij elkaar leidt tot een tekst en het is evident dat de ene tekst beter is geschreven dan de ander. Niet iedereen kan even goed schrijven. Niet voor niets worden bepaalde boeken wel uitgegeven en andere niet. Niet voor niets ontvangen bepaalde schrijvers de Nobelprijs en anderen niet. Toch is schrijven te leren en schrijven op zichzelf is leren. Veel schrijven leidt niet alleen tot een verbetering van de vaardigheid “schrijven”, maar het vergroot ook je kennis. Een van de manieren om te leren schrijven is door veel te lezen. Door veel te lezen, leren we beter te schrijven. Onder lezen dient in dit geval te worden verstaan: lezen, interpreteren en verwerken. Door teksten alleen sec te lezen, leren we niets. De vraag is of de uitspraak “schrijven is leren” geldt voor alle manieren van schrijven. Leert iemand ook iets door een ordinaire uitspraak op een toiletmanier te schrijven? Bijvoorbeeld: “We were here” of “kut”. Ik denk dat deze vraag lastig te beantwoorden is. Iemand die tijdens zijn vakantie in een andere stad ergens op een toiletmuur schrijft dat hij daar was, heeft daar wel even over nagedacht. De uitspraak kan ook impulsief zijn opgeschreven. De vraag is of hij er iets van heeft geleerd.   

Schrijven omvat een groot scala aan uitingen die variëren van het kerven van een hart in een boom tot en met de essays van Montaigne. globaal gezien kunnen we schrijven toch wel in twee vormen opdelen: het creatieve schrijven en het zakelijke schrijven. Niettemin is een dergelijke indeling arbitrair, want ook bij het schrijven van een brief is creativiteit onontbeerlijk. Ook bij het schrijven van een scriptie over atomen is creativiteit nodig.

Creativiteit is niet te leren. Door veel te lezen kunnen we wel onze woordenschat uitbreiden en ideeën opdoen hoe een tekst in elkaar gezet kan worden. Door veel verschillende artikelen en boeken te lezen, leren we de verschillen kennen in schrijfstijl, de verschillen in formuleren. Daarmee zijn we er nog niet. De ene leerling merkt de verschillen in schrijfstijl nu eenmaal eerder op dan de ander. Daarom dient de docent Nederlands gerichte opdrachten te geven, zodat leerlingen de verschillen zien tussen de diverse manieren van schrijven. (Van Drie, Braaksma en Van Boxtel, 2014). Deze opdrachten dienen naar mijn idee een combinatie te zijn van lezen en schrijven. Door teksten te lezen, krijgt de leerling een voorbeeld voorgeschoteld. De rol van de docent is observeren, registreren en feedback geven. De vraag is vervolgens of leerlingen door het uitvoeren van deze opdrachten daadwerkelijk beter kunnen schrijven en meer kennis hebben opgedaan. Dat wil in de loop van mijn beschouwing onderzoeken.

Het schrijven van verhalen als experiment
Aan het eind van vorig schooljaar werd ik opgezadeld met het opzetten van een project “regulieren”. Op de school waar ik werkzaam ben, het Cambium College te Zaltbommel, kent men drie stromingen: technasium, kunst en sport. De directie bedacht dat er misschien ook nog leerlingen zouden zijn die geen van deze richtingen wensen te volgen, zodat er een project “regulieren” ontstond. In het kader van dit project volgen de leerlingen van leerjaar 1, 2 en 3 van havo en vwo drie uur projectonderwijs. Deze drie uur bestaan uit de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. Tevens zijn er thema’s vastgesteld: Egypte, Jeroen Bosch, Shakespeare en een keuzeonderwerp. De docenten hadden als opdracht de lessen zodanig in te vullen dat de leerlingen iets zouden moeten leren dat buiten de reguliere lessen valt. Ik heb ervoor gekozen de leerlingen als afsluiting van de diverse projecten een gerichte opdracht te geven. Egypte moest worden afgesloten met een filmpje en Jeroen Bosch met het schrijven van een verhaal.

De feedback die ik van sommige leerlingen heb gekregen is dat zij gemerkt hebben dat ze beter zijn gaan schrijven. Citaat: “meneer, het schrijven gaat steeds beter”. Ik ben ervan overtuigd dat naarmate leerlingen gedwongen worden meer en ook vaker te schrijven dit zal leiden tot een verbetering van hun schrijfvaardigheid. Het probleem is of ik er überhaupt in zal slagen de effecten van deze schrijfvaardigheidsoefeningen te kunnen meten. Ik beschik niet over zoveel tijd deze metingen uit te voeren. In het begin van het project had ik een nul-meting moeten uitvoeren aan de hand van een zo objectief mogelijk samengestelde lijst van criteria. Na drie maanden zou er een eerste meting moeten plaatsvinden en na nog eens drie maanden een tweede. Vervolgens zou er nog een laatste meting plaats moeten vinden. Deze metingen dienen te voldoen aan wetenschappelijke criteria en de vraag is in hoeverre de metingen een betrouwbaar beeld geven. Toch lijkt een dergelijk experiment mij de moeite waard.

Experimenten, praktijk en uitkomsten  
Jannet van Drie, Martine Braaksma en Carla van Boxtel voerden een dergelijk experiment uit, waarbij aangetekend moet worden dat hun experiment expliciet betrekking had op domeingerichte instructies. Het domein is hier het vak geschiedenis. Het resultaat is te lezen in een artikel in Levende Talen (Van Drie, Braaksma en Van Boxtel, 2014). Hun onderzoek richtte zich op twee aspecten: tekstkwaliteit en historisch redeneren. De tekstkwaliteit is er niet op vooruit gegaan, maar het historisch redeneren wel. In eerdere studies is dezelfde uitkomst gemeten. De schrijfsters doen de aanbeveling meer vakoverstijgend te werken, specifiek betrekking hebbend op de vakken Nederlands en geschiedenis.

De vraag is in hoeverre de resultaten valide zijn. Is het niet zo dat leerlingen altijd beter presteren wanneer zij deelnemen aan een onderzoek. In het artikel is te lezen dat de betrokken docent vooraf nauw betrokken is bij het onderzoek. Door de grotere betrokkenheid van de vakdocenten zullen zij hun lessen op een andere manier hebben ingevuld. Zijn zij beter les gaan geven? We weten het niet.
In een ander artikel in Levende Talen wordt verslag gedaan van een experiment om beter te leren schrijven bij geschiedenis en science. (Sprenger de Glopper, 2014) Dit experiment werd uitgevoerd bij het vak Nederlands. De effecten zijn nihil, maar leerlingen zouden wel meer zelfvertrouwen hebben gekregen. Ook hier is het duidelijk dat naarmate er meer aandacht wordt besteed aan schrijfonderwijs er logischerwijs toch enige verbetering optreedt. Sprenger en De Glopper doen de aanbeveling om schrijfonderwijs bij Nederlands te verbinden met het schrijven bij andere vakken.
Afgezien van alle uitkomsten van de ondernomen experimenten ben ik ervan overtuigd dat er enige waarheid schuilt in het spreekwoord “oefening baart kunst”. Wanneer de docent Nederlands in een eerder stadium begint met het aanleren van het schrijven van een betoog, zal het resultaat vermoedelijk beter zijn. Het schrijven van een betoog is een zeer gerichte opdracht en kan vrij objectief worden beoordeeld. Ik heb ooit in een brugklas vwo mijn leerlingen een betoog laten schrijven. Het resultaat was niet zo best. Dit jaar geef ik les aan een derde klas. Mijn intentie is de klas in periode 3 een betoog te laten schrijven, waarbij ik een beperkte keuze aanbied qua onderwerp. De parallelklas zal dit betoog niet schrijven. Vervolgens wil ik dezelfde opdracht in beide klassen het jaar erop nog eens uitvoeren en de resultaten meten. Wanneer de uitspraak “oefening baart kunst” enige voorspellende waarde bevat, zou die ertoe moeten leiden dat er verschil moet zijn in kunne tussen beide klassen.

In de afgelopen jaren heb ik op ten minste vier scholen lesgegeven en zodoende een redelijk beeld gekregen van de diverse curricula. Welke onderdelen staan in het PTA en welke onderdelen in het PTO? (Plan voor Toetsen en Opleiding) Ik heb geconstateerd dat het betoog vrijwel overal uitsluitend voorkomt in het PTA. Toch zie ik een tendens waarbij het betoog al in een eerder stadium wordt onderwezen. Mariët Janssen geeft in Levende Talen Magazine van april 2016 een zeer nauwkeurige omschrijving van een lessenserie, gericht op het betoog in vwo3. (Janssen, 2016). Haar conclusie luidt dat er over het algemeen te veel aandacht is voor het zoeken naar de juiste informatie en te weinig voor het formuleren. Janssen legt in haar relaas de verbinding tussen lezen en schrijven. Schrijven is voor een groot deel afkijken, de kunst afkijken. Ter verduidelijking: wanneer leerlingen betogen lezen van anderen in de vorm van krantenartikelen, krijgen ze zicht op hoe de structuur van een betoog in elkaar zit, hoe anderen formuleren. De kunstenaar kijkt naar de kunst van anderen en past bepaalde aspecten toe op de kunst van hemzelf. Maarten Biesheuvel, die door Gerrit Komrij ooit de meester van het absurde cynisme is genoemd, noemt in zijn verhalen expliciet de namen van de schrijvers die hij bewondert, o.a. Dostojevski, Tolstoi, Nabokov. 


Leidt oefening inderdaad tot kunst?
Als we de weerslag van de drie beschreven experimenten in ogenschouw nemen is de vraag of leerlingen beter leren schrijven niet eensluidend te beantwoorden. Als ik kijk naar mijn eigen ervaring, dan zie ik wisselende resultaten. Leerlingen die schrijven leuk vinden, leren beter te schrijven. Goed kunnen schrijven is van wezenlijk belang. We moeten niet denken dat door de komst van de computer schrijven aan belang heeft ingeboet. Integendeel, de samenleving is in de loop der tijd complexer geworden. De mens moet zijn expressie kunnen expliciteren. Juist creativiteit onderscheidt de mens van de aap. Die expressie komt niet alleen tot uiting in het kunnen maken van mooie auto’s of kunstzinnige foto’s, maar ook in het kunnen schrijven van een goede brief, een goed artikel of een interessant boek. Maurice de Hond heeft enkele jaren terug beweerd dat kinderen helemaal niet meer hoeven leren te lezen. Ze zouden alleen blokletters hoeven aan te wijzen. (De Hond, 2014) Letterlijk zei De Hond: “de motorische ontwikkeling kan ook via apps worden gestimuleerd. Wie schrijft er tegenwoordig nou nog? Over vijf jaar praten we tegen onze bril of ons horloge, die dat zelf overzet in foutloze tekst. Waarom zouden we nog kostbare onderwijstijd verspillen aan iets wat kinderen niet meer nodig hebben?”  

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat kinderen leren lezen door zelf te schrijven. (Pardoen, 2014). In hetzelfde onderzoek komt naar voren dat kinderen die hebben leren schrijven met de hand, letters en woorden beter kunnen onthouden als ze die zelf opgeschreven hebben. Voor velen, met name de oudere generatie, is dat herkenbaar: als je zelf aantekeningen maakt op papier, onthoud je meer van een college of een lezing dan wanneer je ze typt op je laptop. (Pardoen, 2014) Er zijn dan ook steeds meer hoogleraren die de laptop en de telefoon hebben verbannen uit de collegezaal.

Oefening leidt tot kunst in die zin dat lezen en schrijven elkaar versterken. Door zelf te schrijven leer je lezen en door te lezen leer je beter te schrijven.


De docent Nederlands, aanjager, stimulator en inspirator
Godfried Bomans heeft ooit gezegd: “De drang om te schrijven moet men wantrouwen, maar de drang om te formuleren niet”.

Spinoza (1632-1677) zei:  En dit zijn dingen die niet slechts de rede, maar ook de ervaring door dagelijkse voorbeelden leert, namelijk dat dergelijke wetten, die bevelen wat ieder moet geloven en die verbieden iets tegen deze of gene mening te zeggen of te schrijven, dikwijls zijn ingesteld om tegemoet te komen aan, of liever te zwichten voor de woede van de mensen, die vrije geesten niet kunnen verdragen en die met hun grimmig gezag licht in staat zijn de vroomheid van het oproerige grauw in razernij te doen verkeren en op te stoken tegen wie ze maar willen –“(Spinoza, 1670)

Bron: Tractatus Theologico Politicus (1670) Hoofdstuk 20, alinea 12


Godfried Bomans heeft het bij het rechte eind. De drang om te schrijven moeten we inderdaad wantrouwen in die zin dat er nogal wat mensen zijn van zichzelf het idee hebben te kunnen schrijven, maar wiens teksten al vrij spoedig in de papierversnipperaar belanden. Arnon Grunberg doet naar mijn idee pogingen om Vestdijk voorbij te streven als het gaat om de toepassing van de gevleugelde uitspraak “sneller kunnen schrijven dan God kan lezen”. De vraag is of de boeken van Grunberg over vijftig jaar nog steeds gelezen worden.  Hoewel Donald Trump uitblinkt in het formuleren van zinnen die precies passen binnen het kader van de maximum hoeveelheid tekens van 140 per tweet, zijn dit soort berichtjes vluchtig, zoals het geluid van het vogeltje dat verloren gaat in de wind. Toch hebben sommige van zijn tweets enorme politieke gevolgen.

De docent Nederlands heeft als taak de leerling te leren schrijven, om van hem een “homo scriptum” te maken, de schrijvende mens. Hij moet van de leerling ook een “homo lectione” maken, een lezende mens. Vanzelfsprekend moeten we als mens naar het hoogste streven. De lezende mens blijft niet aan de oppervlakte. Hij gaat de diepte in en beklimt bergen. Kortom: hij is kritisch. Hoewel het niet de taak is van de docent Nederlands de leerling te vormen tot ethische mens, dient hij mijns inziens ernaar te streven dat de leerling een kritisch mens wordt. Dat is een vrijwel onmogelijke taak. Sommige leerlingen worden later dokter, anderen advocaat en weer anderen begeven zich in de aandelenhandel. Een dokter zou een nobel mens moeten zijn, kritisch tot in zijn tenen, een wetenschapper die van nature alles wantrouwt. Toch zien we dokters die gecorrumpeerd zijn en nauwe relaties onderhouden met de farmaceutische industrie. Om nog maar te zwijgen over de andere twee beroepen. 

De docent Nederlands dient zijn leerlingen te leren hoe hij moet formuleren. Goed kunnen formuleren is inherent aan de ethiek en het belangrijkste werk dat Spinoza ooit voortbracht was zijn ethica (1677). Dat was zo goed geschreven dat anderen, joden net als hijzelf, het werk niet konden verdragen en hem uit de stam stootten. Spinoza werd door zijn schrijverschap, door hetgeen hij schreef, verbannen, in de ban gedaan, vervloekt.  

Bean (Bean, 1998) schrijft in Schrijvend leren en andere didactische werkvormen voor actief  leren dat schrijven bevorderlijk is voor het leerproces van de student. Ik ben het in zoverre met Bean eens dat het niet zozeer gaat om schrijven, maar om formuleren. Daarbij ben ik van mening dat niet alleen schrijven van belang is, maar ook lezen. Lezen en schrijven zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Lezen en schrijven is als een huwelijk voor het leven, voor de eeuwigheid. De kritische lezer is de kritische schrijver. Zoals ook al gezegd is in het begin van dit essay: leren schrijven is de kunst afkijken. Dat doen we door veel te lezen, door te vergelijken. Schrijven en lezen is een symbiose.
Ten slotte kan ieder mens zakelijk leren schrijven, ook zonder veel te lezen. Lezen helpt. De een zal beter leren schrijven dan de ander. Creatief schrijven is een ander verhaal. Zoals eerder vermeld, beschikt de een nu eenmaal over meer creativiteit dan de ander. Wanneer ieder mens begaafd zou zijn, zou het begrip niet bestaan. Er bestaan schrijfscholen, maar deze scholen worden bezocht door mensen die van nature al een zekere aanleg hebben. De schrijvers in spe hebben vaak al een en ander geschreven.

Ik zie als docent absoluut vooruitgang nadat ik met de leerling samen een eerste proeve van een betoog of een beschouwing heb doorgenomen en vervolgens het eindresultaat onder ogen krijg. Desalniettemin is het objectief meten van resultaten een lastige kwestie. De leerling die in de brugklas al te kennen geeft dat hij lezen leuk vindt, die plezier beleeft aan het verkrijgen van nieuwe inzichten door lezen, zal een betere lezer zijn. Hetzelfde geldt voor de schrijver. Het meisje uit 2havo, Lisanne van der Horst, dat dagelijks honderd pagina’s toevoegt aan haar roman en honderden volgers heeft, zal een betere schrijver zijn dan iemand die moeite heeft een of twee zinnen op papier te zetten. Schrijven is te leren, maar de genen spelen wel degelijk een rol.

Wie leest, leeft dubbel. Wie schrijft leeft driedubbel. Heeft Willem Elsschot (1882-1960) niet ooit gezegd:  Of iemand kan leren schrijven? Ik geloof het niet. En wie het in zich heeft hoeft het niet te leren.”




Literatuurlijst

Bean, J. (1998). Schrijvend leren en andere didactische werkvormen voor actief  leren. Leiden: Spruyt, Van Mantgem & De Does.

Drie, J. van, Braaksma, M. en Boxtel, C. van (2014). Beter schrijven bij geschiedenis, effecten van schrijfinstructie op algemene tekstkwaliteit. Leven Talen Tijdschrift, 15e jaargang, nr. 3 september 2014

Sprenger, J. en Glopper, Kees de (2014). Effecten van schrijven om te leren bij Nederlands, geschiedenis en science. Levende Talen Tijdschrift, 15e jaargang, nr . 2 juni 2014

Janssen, M. (2016) Gedocumenteerd schrijven revisited. Levende Talen Magazine april 2016, nr. 3.

Hond, M. de (2014) Metro 23-1-2014.

Pardoen, J. (2014) Lezen leer je door te schrijven. Opgevraagd van www.ouders.nl/artikelen/lezen-leer-je-door-te-schrijven

Spinoza (160). Tractatus Theologico Politicus. Hoofdstuk 20, alinea 12

Europa, een valse belofte

  Dordrecht, 04 februari 2024 In de jaren dertig van de twintigste eeuw hield Stefan Zweig drie lezingen. De eerste vond plaats in 1932 ...