donderdag 10 mei 2018

Het buitenwezen


Vrijwel iedereen houdt zich bezig met de grote levensvragen. Bij sommigen is dat alleen een fase, meestal op jonge leeftijd. Het kind vraagt moeder waar het vandaan komt. Sommige kinderen gaan een stapje verder en vragen op den duur ook hoe het komt dat er mensen zijn. Zeer weinigen vragen naar de grenzen van tijd en ruimte. Zij worden later astronoom, filosoof of historicus. Mislukte historici worden manager of politicus, mislukte astronomen worden astroloog en de filosoof die nooit filosoof is geworden, wordt putjesschepper.

Vladimir, mijn buurjongen, die op 9-jarige leeftijd vanuit Saratov naar Nederland kwam, omdat zijn moeder weg wilde uit de provincie en een Nederlands dichtertje vond, heeft het regelmatig over buitenaards leven. Hij noemt dergelijke creaturen “buitenwezens”, een schitterende vondst. Nu houd ik zelf ook wel van sciencefiction en zodoende hebben we regelmatig gesprekken over buitenwezens die mogelijk op een van de duizend pas ontdekte planeten leven. Hij is er zelfs van overtuigd dat ze zich onder ons bevinden. Laatst wees hij me op een creatuur dat zo weggelopen kon zijn uit een van de verhalen van Edgar Allen Poe, maar net zo goed zou hij passen in verhalen van Lovecraft of Dickens. De man in kwestie – hij zag er ten minste uit als een man – had een zwarte cape aan, droeg een bizarre rode baret met gele strepen en onder zijn armen droeg hij een foliant met als titel ‘Tellmenow Isitsoörnot’. Op het moment dat we de bus uitgingen, keken we hem in het voorbij gaan in zijn ogen die uit niets anders bestonden dan holle ruimtes.

Ik vroeg Vladimir of Judas Iskariot wellicht ook een buitenwezen geweest zou kunnen zijn. Judas, de redder van de mensheid. Als hij er niet was geweest, hadden ze Jezus immers nooit gepakt. Petrus bevestigde alleen datgene wat de overheid al wist. “Daar zeg je me wat. Zo had ik het nog nooit bekeken. Inderdaad. Waarom zouden buitenwezens niet de hand hebben gehad in de boetedoening van Jezus? Sterker nog: Jezus was niets anders dan een buitenwezen. Hij zou niet geboren zijn uit een aardse moeder en kon niet sterven. Hij deed alsof. Judas en Jezus speelden onder een hoedje.” ‘Inderdaad”. “En die tempeliers waren ook buitenwezens die de hele mythe in stand hielden.” “Precies, die man die we zojuist zagen, is een van hen.” “Denk je dat?”

Op dat moment kwamen we Julia tegen. Vladimir houdt van Julia, maar Julia niet van Vladimir. Misschien moet de liefde bij haar nog ontluiken. Ik ken Julia al sinds mijn geboorte. We groeiden haast samen op. Onze moeders zijn hechte vriendinnen en dan is het vanzelfsprekend dat ik als enig kind Julia als speelmakkertje kreeg. Julie had een broer die op 8-jarige leeftijd al is overleden. Wij waren destijds 11.  Zijn dood greep ons enorm aan. Julia heeft er jaren onder geleden. Ik heb haar zeker een jaar niet buiten gezien. Julia is nu een prachtige meid. Ravenzwart haar en vurig temperament. Wilde ze vroeger altijd haar zin hebben, sinds die gebeurtenis is ze veranderd. Vurig ja, maar niet ten koste van alles. Ik droomde er ooit van om met haar te trouwen. Ze is echter niet mijn type. Ik weet niet waarom, ik voel zoiets gewoon. Daarbij heb ik gemerkt dat ik op blonde meisjes val. Vladimir daarentegen valt overduidelijk op donkere meisjes. Zwart of bruin niet. Zijn moeder wil dat hij trouwt met iemand van zijn eigen ras. Dat heeft hij me ooit verteld. Zijn moeder beweert dat wij Kaukasisch zijn en dat moet je in stand houden. Zo ver ga ik niet. Ik vind het niet meer dan normaal dat je valt op degene die je leuk vindt. Of dat nu bruin, zwart of geel is. Of blank.
Daarover verschillen we van mening. Onze passie is na te denken over het leven, over wat de mens bezielt. Zo zegt Vladimir dat het geweten in Rusland belangrijker is dan God. Dat heeft hij van zijn moeder. Dat weet ik. Toch zit er wel wat in. Raskolnikov had er zoveel last van dat hij zichzelf moest aangeven. Dat is de kloe van Schuld en boete. Daarover zijn we het allebei eens.
Ondertussen zat de nazaat van Judas in de bus en wij liepen gedrieën richting huis. Julia maakte ons blij. Ze had die akelige gebeurtenis al enige tijd terug het hoofd kunnen bieden en besloot toe te geven aan haar passies, de passies die ze daarvoor ook had gehad: dansen, zingen, muziek maken, toneel spelen.   

Ik had erg te doen met Vladimir. Hij had me de dag ervoor verteld dat er maar een vrouw zou zijn die hij wilde hebben, aan wie hij zijn leven wilde wijden: Julia. Julia is een spring-in-het-veld. Vladimir is de rust, de stilte, de overpeinzing, een meer. Julia is vuur, kracht, ongeremdheid, de zee. Hoe kan een meer de zee veroveren? Het zou andersom moeten zijn. Hij had haar al eens een gedicht gestuurd, maar Julia houdt niet van gedichten. Zij wil taferelen, beelden, liefst zelf uitbeelden. Vladimir broedt nu op een gedicht dat zowel beeldend is als verhalend. Het zou kort en krachtig moeten zijn, niet meer dan 25 regels waarin alles is gevat en dat een verhaal vormt dat Julia kan uitbeelden in meer dan anderhalf uur. Een toneelstuk van anderhalf uur, een verhaal dat meer dan twee weken duurt en dat alles samengeperst in 25 regels. Een haast onmogelijke opgave.

Drie straten verder, vlak bij huis, zagen we plotseling een schim, een gestalte die sprekend leek op de man in de bus, deze neef van Judas. Ik vroeg me af of dat geweten er altijd al was geweest. Was het niet in de plaats gekomen van Jezus? Nee, andersom: Jezus had het geweten uitgevlakt. Het was niet meer nodig. Hij boette wel voor alles wat wij misdeden. In Europa was dat nodig. Hier was het geweten al lang niet meer aanwezig. In Rusland was het er nog wel ten tijde van Raskolnikov, maar nu ook niet meer. Het is er net zo’n zooitje als bij ons.

Daar was hij. Hij had nog steeds zijn boek bij zich. Daar stond alles in, niet alleen de verhalen, maar ook de leefregels. Hij intrigeerde ons, vooral Vladimir. Julia had überhaupt geen interesse. Ze had het geweten niet nodig, volgens Vladimir. Zij was zuiver, zo zuiver als bronwater. Ze was puur, maar daardoor ook naïef. De kennis van Vladimir was voor haar niet heilig. Voor haar was de dans het enige ritueel waaraan ze zich kon laven. De muziek was haar God. Het toneel haar leven. Vladimir moest haar beschermen. Hij wilde dat zij in hem geloofde. Ondertussen had Julia George. Vladimir kon George niet uitstaan. Alleen de naam al. Ze sprak hem niet eens op zijn Nederlands uit, maar op zijn Engels, op zo’n kakkerige manier. Vladimir vond het Engels maar niets. De Engelsen hadden altijd al een hekel gehad aan de Russen. Dat vertelde zijn moeder in ieder geval. Zijn moeder had een gruwelijke hekel aan het Engels. Ze wilde het niet leren en kon het ook niet leren, juist omdat ze het niet wilde. Ze verafschuwde het. Ik vond die George trouwens ook helemaal niets. Inderdaad een kakkerig iemand, zo’n iemand die zichzelf heel bijzonder vindt. Zoon van een hoogleraar Arbeidsethiek. Julia had me alles over hem verteld. George was lid van Groen Links – ik had niet anders verwacht, de Grachtengordelpartij, de Groenen die elektrisch rijden promoten, maar nooit spreken over de vervuilende accu’s en zich alleen openstellen voor de zogenaamde rijke alternatieven. Ooit was de partij sociaal, maar dat idee hebben ze al lang geleden laten varen. George in kaki broek en in de nieuwste elektrische auto, die geen flauw idee had wat kunst inhoudt en alleen naar het museum ging omdat hij er dan bij zou horen. Nee, Julia was in een val getrapt en wij besloten haar eruit te halen. Tot nu toe zonder succes. Ik zei haar dat ik George meer op een homo vind lijken. “Oh, zei ze, maar dat is toch juist goed. Tegenwoordig bestaat er geen verschil meer tussen homo en hetero. Alles is goed. En, trouwens, hij wil transgender worden. Wil hij transgender worden? Maar Julia, dan kun je toch niet iets met hem ondernemen? O jawel, transgenders zijn in. Dat wordt de toekomst. Iedereen transgender. In Zweden hebben ze al wetten op dat gebied". "Maar Julia…". "Niks Julia, ik houd van je. Je bent als een broer voor mij en Vladimir vind ik ook lief, maar George wil ik steunen." "Houd je dan wel van hem?" "Ik denk het wel". "Je moet het niet denken, Julia, je moet het zeker weten".  "Ik weet het ook wel zeker, nou ja, ik denk dat ik het weet. Ik vind George gewoon leuk. Hij is ook interessant".
We waren thuis. Vladimir en ik gingen naar boven. Julia lieten we met rust. Vladimir zei me dat de transgenders ook buitenwezens zijn. Ze plaatsen zichzelf buiten de samenleving en dat doen ze op kosten van de belastingbetaler. ”Maar Vladimir, dat geldt toch voor heel veel zaken. Belastingen betalen we allemaal en niet alles waar de belasting aan uitgegeven wordt, vinden we goed. Sommigen zeggen dat kunst niet nodig is. Die musea krijgen allemaal subsidie. Die kunnen we dan afschaffen. Anderen zeggen dat er te veel geld gaat naar de gezondheidszorg en weer anderen vinden dat er meer geld moet komen voor het leger.” “O. k, je hebt een punt".

Plots ging de bel. Twee keer zelfs. Julia stond helemaal overstuur op de stoep. "Het is George". "George? Wat is er met George?" Huilend en snotterend: "ze hebben George mishandeld". "George mishandeld? Wie dan?" "Weet ik niet". "En nu?" "Hij ligt in het ziekenhuis". "Kom, we gaan met je mee".
George lag in kamer 15. Alleen. Hij zag er vreselijk toegetakeld uit. We kregen pas toegang nadat we zeiden familie van hem te zijn. Zijn moeder en zus zaten er ook.

De man in de cape, het buitenwezen had hem mishandeld. Hij had hem voor iemand anders aangezien, iemand die George niet was, een buitenwezen.   

Dordrecht, 25 februari 2018

Omen


Hij was altijd al op zoek geweest naar Utopia, een niet-bestaand land, een niet bestaande waarheid, een soort Bermudadriehoek, een plek waar je zou kunnen verdwijnen. Hij, Christiaan Timmermans, was een dromer, iemand die houdt van een wereld die bestaat naast de bestaande wereld, een dimensie die zou kunnen worden bezocht door mensen zoals hij. Misschien kwam het doordat zijn moeder hem had verteld dat zijn voorouders ver teruggingen. Zijn betovergrootvader was een timmerman aan het hof van tsaar Nikolaas. Zijn fantasie ging zover dat hij het idee had dat zijn betovergrootvader in een kasteel zou hebben gewoond, samen met de tsaar. Maar sinds enkele jaren had hij dat idee verlaten. De werkelijkheid is altijd anders. De werkelijkheid is onkenbaar. Dat had zijn moeder hem verteld en pas sinds enkele weken wist hij dat zijn moeder gelijk had. 

Sinds kort was die serie op televisie, ook over Utopia. Dat was echter toch wel heel wat anders. De serie was er een van de zovele. Een stel mensen in een kunstmatige wereld, terwijl Utopia een niet bestaande wereld moest zijn, een ideaal, de ultieme droom. Wat dat betreft vond hij de films van Indiana Jones een stuk spannender. Die gingen ten minste ergens over. Hij herinnerde zich die film over de Graal. Dat bleek een beker te zijn die bewaakt werd door een of ander figuur die afkomstig was uit het Oude Testament. Ja, sinds hij kennis had gemaakt met Rosa, was de wereld veranderd. 

Rosa was niet langer Rosa, zij was zijn Rosa en in tegenstelling tot de meisjes die hij tot dan toe had gekend, accepteerde zij dat ook. Zij kende zijn jaloezie en moest haar kanaliseren. Zij kende de verhalen rond zijn betovergrootvader en vond die reuze interessant. Hij had haar alles verteld. Eigenlijk was het gewoon toeval dat haar vader vrijwel alle boeken bezat uit de Russische bibliotheek. Dat niet alleen. Hij bezat ook de originelen. Rosa zou Russisch hebben kunnen spreken, ware het niet dat haar moeder die Russisch was, overleed toen ze 8 was. Verkeersongeluk. Haar vader was er nooit overheen gekomen. Hetzelfde gold voor haar grootouders, de ouders van haar moeder.
In ieder geval was er nu een nieuw kasteel. Dit kasteel was heel klein en het had nog geen naam, maar het was een kasteel. Christiaan woonde er samen met Rosa en terwijl Christiaan droomde, richtte Rosa het in. In het midden zou een patio komen en in de patio zou de zon altijd schijnen. Christiaan hield van de zon en de zon hield van Rosa en Rosa hield van Christiaan. Zo was het idee. 
 De werkelijkheid was anders: dergelijke patio’s zijn alleen te vinden op de evenaar en de tijd waarin zij van de zon konden genieten was inherent aan de grootte van de patio. Schaduw was er hoe dan ook.

Al vrij spoedig kondigde de schaduw zich aan. Rosa was de eerste die er oog voor had. De vraag is of Christiaan de voortekenen zou hebben waargenomen als er geen Rosa was. Rosa redeneerde met haar verstand. Christiaan met zijn gevoel. Rosa zag het omen. Christiaan voelde iets, maar wist niet wat het was. Hij kon het niet definiëren. Hoewel Rosa evenmin in staat was te omschrijven wat ze dacht dat er komen zou, wist ze dat het iets slechts was: een vloedgolf. Waar de vloedgolf vandaan kwam en wat hij met zich meebracht, was onbekend.

Uiteindelijk kwam hij op een moment dat ze hem niet verwachtten. Zoals altijd.

Overwinning
Na de ramp die uiteindelijk helemaal geen ramp was, haalde Rosa wekenlang de ene na de andere onvoldoende. Na de achten volgden de vieren. De vieren haalde ze, omdat ze slim was. Voor de vieren deed ze niets. De achten haalde ze achteloos. Ze las en onthield alles wat ze gelezen had. Christiaan daarentegen haalde zessen, zoals hij altijd al zessen had gehaald.  Christiaan was dan wel een dromer, maar hij was ook een blokker. Later zou hij nog hacker worden.

In ieder geval volgden vrij spoedig telefoontjes naar Hans, de vader van Rosa. Hans had gesprekken, maar Rosa kon niet meer vertellen dan hetgeen ze had meegemaakt. Gevolg was dat Hans radeloos werd, want hij kon niet geloven wat Rosa hem had verteld. Toch zou Rosa hem nooit een onwaarheid vertellen. Kortom: wat was er waar? Wat was er gebeurd? Wie was Christiaan? Christiaan, de jongen die voortdurend op een koord balanceerde dat strak boven de grens van de zes gelegd was. Christiaan die leefde in twee werelden. Dat van die twee werelden, was niet bekend aan Hans, evenmin aan de ouders van Christiaan, Joop en Sophie.

Tegelijkertijd met de verandering van acht naar vier was Rosa gestopt met de inrichting van hun kasteel. Christiaan was verdrietig, maar omdat hij dromen kon, was hij in staat zijn verdriet te verdringen door een droom. Hij droomde van een geweldige brontosaurus die eenzaam over een ijsvlakte zwierf, op zoek naar een partner. De droom was onbegrijpelijk, want een brontosaurus moet gras eten en op ijs groeit geen gras. Maar ja, dromen zijn nu eenmaal dromen. Niets is wat het lijkt. Christiaan deed er alles aan om zijn Rosa vrolijk te maken. Precies zeven weken na de bewuste dag kwam de ommekeer: Rosa kon weer lachen. Rosa keerde terug uit de duisternis. Voor Hans was het een mirakel, voor de school een nog groter mirakel. Rosa had de vieren achter zich gelaten en overtrof de achten door  over te gaan op negens.

Christiaan hield het bij de zes; hij zou de negen kunnen halen, maar dan zou de tijd van blokken langer worden. Christiaan was liever dromer. Zijn Utopia zou hij nooit vinden en dat wist hij. De schaduw had hij leren kennen, Rosa ook. De schaduw hadden ze overwonnen. Hij meteen, Rosa na enige tijd. Nu leefden ze in de wereld naast de andere wereld. Een wereld waarin een brontosaurus op een ijsvlakte ronddwaalde. Zij zaten op zijn rug en stuurden hem naar het malse gras.

De schaduw hadden ze weggestuurd, maar een vloedgolf kan zich ieder moment aandienen. Ondertussen lazen ze Thomas Moore, Tomassio di Campanella en op school hadden ze beiden gekozen voor Bilderdijk, De ontdekking van Altamont. De rest van de klas las Reize door het Aapeland. De leraar Nederlands kende geen ontdekkingen, laat staan die van altamont. Hun ontdekking was niets anders dan een variant van Bilderdijks’ Kort verhaal van eene aanmerklijke Luchtreis en nieuwe Planeetontdekking dat in 1813 anoniem verscheen. Christiaan en Rosa hadden de pretentie het beter te kunnen. Ze hielden allebei van eilanden, hadden Moore en Campanella gelezen. Nu wilden ze Altamont ontdekken. Altamont waar de zon zou schijnen in een patio.

Sinds de negens van Rosa, waren de gesprekken gestopt. Christiaan en Rosa richtten hun kasteel verder in. Voor vloedgolven waren ze niet bang. Ze leefden in twee werelden en waren elkaars verstand en gevoel.

De brontosaurus graasde gezapig op de weiden. Toch bleef er onrust. Ze waren weliswaar niet bang, maar waren wel degelijk op hun hoede. De zon zou niet altijd schijnen.




Is niet ieder verhaal, zodra het geschreven is, achterhaald? Nou ja, de verhalen over de toekomst zullen nooit achterhaald zijn. Ze gaan immers over de toekomst. We moeten het nog meemaken. Ja, maar wie zegt dat hetgeen daar geschreven staat, ooit zal gebeuren? Als we kijken naar de verhalen van Jules Verne, dan zijn er toch wel wat zaken uitgekomen. Een heel ander voorbeeld is De Flintstones, nee, de Jetsons. Dat was zo’n stripverhaal dat in de jaren zeventig van de vorige eeuw verscheen. Daar kwamen vliegende auto’s in voor en nog een aantal van de zaken die we nu de gewoonste zaak van de wereld vinden. We hebben nu inderdaad vliegende auto’s, airski’s. Hoe is men eigenlijk op die naam gekomen? Airski? Dat weet ik niet, maar ik denk dat aircar niet mooi werd gevonden. Ik vind het in ieder geval een afschuwelijk woord. Overigens zijn er best wel zaken die in de jaren tachtig en negentig van de 20e eeuw nog helemaal niet zijn voorzien. Neem nu het printen van organen of het kweken van organen in je eigen kweekkamer. Ja, ik heb er vorige week nog gebruik van gemaakt.
In mijn geval ging het gewoon om een been. Je kunt het je niet voorstellen, maar ik viel vorige week uit mijn jetski. Heb jij ook nog een jetski? Ja, die heb ik. Helaas ging er iets mis en ik brak mijn been. Helemaal geen ramp, maar toch. Dus heb ik Girico gevraagd mij te helpen en binnen een uur had ik een gloednieuw been. Hij heeft mijn been eraf gehaald en het been gebruikt om er in een half uur een nieuwe van te maken, vervolgens duurde het nog een half uur en hij zat er weer aan. Kost wel een ongelooflijke hoeveelheid energie. Maar die heb ik voldoende.
Om terug te komen op het verhaal. Een goed voorbeeld is ook Orwell. Hij heeft niet alles voorspeld, maar wel het verdwijnen van de privacy. Het duurt misschien niet meer zo lang voordat mensen niet meer weten wat het is. Alles is toch openbaar. Waren tien jaar geleden nog de toiletten de enige ruimtes waar geen camera’s hingen, nu zijn die ook aangesloten op het registratiesysteem. De poep wordt zelfs nog iedere dag geanalyseerd. Je zou ooit eens een virus kunnen hebben…

Ja, maar wat wil je dan? Je herinnert je toch ook nog wel die enorme uitbraak van het Zonginvirus? Hoeveel mensen zijn daar uiteindelijk aan doodgegaan? Kanker konden we genezen, organen kunnen we maken. We kunnen tweehonderd jaar oud worden. We kunnen ons verplaatsen met enorme snelheden. We zitten nu al op een kwart van de lichtsnelheid. Toch waren we niet in staat virussen onder controle te krijgen. Daarom wordt nu je poep geanalyseerd, daarom mogen de meeste mensen geen vlees meer eten. Het waren immers die geiten die dat virus steeds in omloop brachten. Je kunt proberen dieren in een steriele omgeving te fokken, maar bij geiten lukte dat niet.

Vrouwen zijn nu ook definitief verlost van al die ellende die baren met zich meebrengt. Wanneer is ook alweer het laatste kind geboren uit een moeder? Dat moet geweest zijn in 2063. Ja maar, in Afrika vindt toch nog steeds alles op natuurlijke manier plaats? Deels wel.

Wat ik me afvraag is wanneer Amerika uit quarantaine komt. Ik kan me niet voorstellen dat er daar nog enige beschaving is.    

Het ritme van de zon houdt me wakker


Het ritme van de zon houdt me wakker

Zolang de aarde draait op en in het metrum
Van de tijd, blijft alles zoals het is,
Slapend, wakker wordend, werkend, zoenend
Vooruitgeplant op het ritme van de zon.

De maan is niets anders dan de kaas
Die we dagelijks eten, de boter op ons brood,
Het licht van de nacht
Het ritme van de zon houdt me wakker
Zolang de stenen wenen, ongelijk,
Het water in bassins niet golft
Zullen we niet ontslapen, zullen we werken,
Planten, dwepen, vertellen, op ’t ritme van de zon.

De sterren zijn de lichten in het donker
Die ons dagelijks leiden
Door ’t zicht van de dag

Het ritme van de zon roept mij, bakker
Van brood, taarten, zoetigheid
Van bricht, bronst van dageraad,
Zee, meer, rivieren, de brocht
Van man, vrouw, zicht op toekomst.
  


Europa, een valse belofte

  Dordrecht, 04 februari 2024 In de jaren dertig van de twintigste eeuw hield Stefan Zweig drie lezingen. De eerste vond plaats in 1932 ...