De hemel bestaat niet. Niet alleen de Romeinen wisten dat,
maar ook de Duitsers. Mijn vriendin, die Duits is, begon daar eigenlijk meteen
al over. Zodra we ons eerste diepzinnige gesprek voerden in een kneipe in
München kwam de Tweede Wereldoorlog ter sprake. Ze vroeg mij waarom ik zo
aardig ben. Ik was toch Nederlander en zij Duitse? Bovendien had ze me al
verteld dat haar vader een been verloren had in de oorlog. Hij had dus
meegevochten. Ik zei haar dat ik geen enkele wroeging koesterde. Niet tegen de Amerikanen,
die Hiroshima en Nagasaki tot een hel hadden gemaakt en Dresden hadden
veranderd in een vuurzee, noch tegen de Duitsers die onder een hoedje hadden
gespeeld met de Russen die spoedig daarna diezelfde Russen hadden aangevallen.
Ze boog zich voorover en kuste mij hartstochtelijk.
“eindelijk iemand die weet dat er geen hemel is, die weet dat de katholieken al
meer dan 1500 jaar een spel speelden met de mensheid waarvan de Duitsers
misschien wel het grootste slachtoffer waren. Niet de joden, maar de Duitsers.”
‘Ja, wellicht heb je gelijk’, ‘maar wat te denken van de Russen?’ Waren daar
niet de meeste slachtoffers gevallen? Was Stalin niet de grootste schoft?
Hoeveel mensen had hij wel laten ombrengen in de jaren daarna? En hoe zit dat
met die holdomor?’ Mensen keken naar ons. We moesten ons gedragen. Mijn Duits
is goed, maar ook weer niet zo goed dat er geen accent te horen is. We rekenden
af en liepen naar buiten. Heb je ooit ‘Der Tod des Vergil’ gelezen?’ Dat gaat over de hel. Het verscheen in 1945,
precies aan het einde van de hel.’ ‘Nee, ik ken het niet. Wie heeft dat
geschreven?’ ‘Herman Broch, een Oostenrijker. Oostenrijk is wat dat betreft een
ondergewaardeerd land. Hoeveel dichters, filosofen, musici en schrijvers komen
er wel niet vandaan?’ Het werk is enigszins gebaseerd op De Hel van Dante. Ook
hier gaat het over de hel. Virgilius speelt de hoofdrol. Broch schrijft over
het verval van de mens, het verval van normen en waarden, de totale verwording.
De mens is een wandelaar. Hij droomt van idealen, maar die worden nooit
verwezenlijkt. Hij is een slaapwandelaar, omdat hij zich niet bewust is van
hetgeen hij aanricht. Tegelijkertijd zou je kunnen zeggen dat de mens zichzelf
in slaap sust. Hij stopt zijn kop in het zand, maar richt zijn armen ten hemel.’
We liepen verder en stapten in de mand van een
luchtballon die voor ons klaarstond. Ik had duizenden snippers aan boord waarop
ik het volgende had geschreven: ‘De hemel bestaat niet’ Jezus is de enige die
het door had.’ De rest zouden de mensen zelf kunnen verzinnen. Woland wist het
al. Hij kon Jezus niet redden, maar ook al had hij dat gewild. Jezus wilde het
zelf niet. Hij offerde zichzelf op, niet aan de mens, maar aan de waarheid. Hij
had nooit een vader gehad en zou er ook nooit een hebben. Hij was verweesd.
Zodra we honderd
meter boven de aardbodem waren, gooide ik de snippers uit de mand. Cecilia
hielp dapper mee. Het was nieuws dat mensen niet mochten lezen, berichten uit
een andere wereld, die van de roman, die zowel afkomstig konden zijn uit een utopisch
eiland als een dystopische wereld. Er was new speak en new speak was nepnieuws;
nepnieuws was ongewenst nieuws, was gewenste waarheid, volgens de orde,
ongewenste waarheid volgens wanorde. De snippers impliceerden verzet, verzet
tegen paus, parlement, regering, de orde zelf. Ons nepnieuws was nieuw nieuws,
een opening in het debat, controversiële snippers. Terroristisch, verspreid
door trollen uit het oosten.
Cecilia en ik, we
zouden de grens overgaan. We zouden ontsnappen. Nog even en we zijn veilig en
ik dacht aan de radioreclame en wat die zoal teweeg zou kunnen brengen. Ik
dacht aan een spannende roman, maar Cecilia en ik waren ondertussen geland. De
snippers waren verspreid en wij doken onder. Ik had een grot gekocht in Hitlers
Oostenrijk. Daar brachten we onze huwelijksnacht door. We neukten elkaar en de
wereld. De hemel creëerden we zelf. We herschiepen de hemel en verwierpen de
hel. We verwierpen de achterlijkheid van politici, van journalisten, van
Brussel, maar ook van het gewone volk, van hen die bedrogen wilden worden.
Wat was nieuw? Was
George Orwell de eerste die zag hoe de wereld er na dertig jaar uit zou zien? Had
Zamyatin datzelfde thema al niet eens eerder beschreven in de roman ‘Wij’ uit
1920?
We maakten het
onszelf gemakkelijk. Er stond een bed. Een koelkast en een houtoven. Ook een
tafel met drie stoelen. Eten hadden we meegenomen. Cecilia stak de kachel aan
en ik sneed de groente en het vlees. Hier hadden belastingdienst, geheime
dienst en alle andere diensten geen toegang. Onze telefoons hadden we
achtergelaten. We zouden gebruik maken van kraanvogels, postduiven, zwanen. En
net als Peter Kien hadden we de boeken in ons hoofd. We verplaatsten de boeken
in denkbeeldige koffers. Ik had geen broer in Parijs. Cecilia geen zusters in
Rome. Wij waren wij, in een hemel van steen.
Dordrecht, 6 maart 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten