Niets is gemakkelijker dan zo te
schrijven dat geen mens het begrijpt; niets is moeilijker dan belangrijke
gedachten zo uit te drukken dat ieder mens ze begrijpt.
Arthur
Schopenhauer (1788-1860)
Inleiding
Bij het vak geschiedenis hebben we
geleerd dat het schrift zo’n vijfduizend jaar oud is. Althans dat wordt door de
huidige wetenschap aanvaard. Schrijven is betekenis geven aan datgene wat een
mens wil zeggen en de een kan dat beter dan de ander. Daarmee zou meteen de
vraag beantwoord zijn of schrijven een aangeboren vaardigheid is of niet.
Schrijven houdt in: het goed kunnen spellen van woorden en deze woorden zodanig
samenbrengen dat er een zin ontstaat die voldoet aan de conventies die ons op
school binnen een taalgebied zijn bijgebracht. Een aantal zinnen bij elkaar
leidt tot een tekst en het is evident dat de ene tekst beter is geschreven dan
de ander. Niet iedereen kan even goed schrijven. Niet voor niets worden
bepaalde boeken wel uitgegeven en andere niet. Niet voor niets ontvangen
bepaalde schrijvers de Nobelprijs en anderen niet. Toch is schrijven te leren
en schrijven op zichzelf is leren. Veel schrijven leidt niet alleen tot een
verbetering van de vaardigheid “schrijven”, maar het vergroot ook je kennis. Een
van de manieren om te leren schrijven is door veel te lezen. Door veel te
lezen, leren we beter te schrijven. Onder lezen dient in dit geval te worden
verstaan: lezen, interpreteren en verwerken. Door teksten alleen sec te lezen,
leren we niets. De vraag is of de uitspraak “schrijven is leren” geldt voor
alle manieren van schrijven. Leert iemand ook iets door een ordinaire uitspraak
op een toiletmanier te schrijven? Bijvoorbeeld: “We were here” of “kut”. Ik
denk dat deze vraag lastig te beantwoorden is. Iemand die tijdens zijn vakantie
in een andere stad ergens op een toiletmuur schrijft dat hij daar was, heeft
daar wel even over nagedacht. De uitspraak kan ook impulsief zijn opgeschreven.
De vraag is of hij er iets van heeft geleerd.
Schrijven omvat een groot scala aan
uitingen die variëren van het kerven van een hart in een boom tot en met de
essays van Montaigne. globaal gezien kunnen we schrijven toch wel in twee
vormen opdelen: het creatieve schrijven en het zakelijke schrijven. Niettemin
is een dergelijke indeling arbitrair, want ook
bij het schrijven van een brief is creativiteit onontbeerlijk. Ook bij het
schrijven van een scriptie over atomen is creativiteit nodig.
Creativiteit is niet te leren. Door
veel te lezen kunnen we wel onze woordenschat uitbreiden en ideeën opdoen hoe
een tekst in elkaar gezet kan worden. Door veel verschillende artikelen en
boeken te lezen, leren we de verschillen kennen in schrijfstijl, de verschillen
in formuleren. Daarmee zijn we er nog niet. De ene leerling merkt de verschillen
in schrijfstijl nu eenmaal eerder op dan de ander. Daarom dient de docent
Nederlands gerichte opdrachten te geven, zodat leerlingen de verschillen zien
tussen de diverse manieren van schrijven. (Van Drie, Braaksma en Van Boxtel,
2014). Deze opdrachten dienen naar mijn idee een combinatie te zijn van lezen
en schrijven. Door teksten te lezen, krijgt de leerling een voorbeeld
voorgeschoteld. De rol van de docent is
observeren, registreren en feedback geven. De vraag is vervolgens of leerlingen
door het uitvoeren van deze opdrachten daadwerkelijk beter kunnen schrijven en
meer kennis hebben opgedaan. Dat wil in de loop van mijn beschouwing
onderzoeken.
Het schrijven van verhalen als experiment
Aan het eind van vorig schooljaar werd
ik opgezadeld met het opzetten van een project “regulieren”. Op de school waar
ik werkzaam ben, het Cambium College te Zaltbommel, kent men drie stromingen:
technasium, kunst en sport. De directie bedacht dat er misschien ook nog
leerlingen zouden zijn die geen van deze richtingen wensen te volgen, zodat er
een project “regulieren” ontstond. In het kader van dit project volgen de
leerlingen van leerjaar 1, 2 en 3 van havo en vwo drie uur projectonderwijs.
Deze drie uur bestaan uit de vakken Nederlands, Engels en wiskunde. Tevens zijn
er thema’s vastgesteld: Egypte, Jeroen Bosch, Shakespeare en een
keuzeonderwerp. De docenten hadden als opdracht de lessen zodanig in te vullen
dat de leerlingen iets zouden moeten leren dat buiten de reguliere lessen valt.
Ik heb ervoor gekozen de leerlingen als afsluiting van de diverse projecten een
gerichte opdracht te geven. Egypte moest worden afgesloten met een filmpje en
Jeroen Bosch met het schrijven van een verhaal.
De feedback die ik van sommige
leerlingen heb gekregen is dat zij gemerkt hebben dat ze beter zijn gaan
schrijven. Citaat: “meneer, het schrijven gaat steeds beter”. Ik ben ervan
overtuigd dat naarmate leerlingen gedwongen worden meer en ook vaker te
schrijven dit zal leiden tot een verbetering van hun schrijfvaardigheid. Het
probleem is of ik er überhaupt in zal slagen de effecten van deze
schrijfvaardigheidsoefeningen te kunnen meten. Ik beschik niet over zoveel tijd
deze metingen uit te voeren. In het begin van het project had ik een nul-meting
moeten uitvoeren aan de hand van een zo objectief mogelijk samengestelde lijst
van criteria. Na drie maanden zou er een eerste meting moeten plaatsvinden en
na nog eens drie maanden een tweede. Vervolgens zou er nog een laatste meting
plaats moeten vinden. Deze metingen dienen te voldoen aan wetenschappelijke
criteria en de vraag is in hoeverre de metingen een betrouwbaar beeld geven.
Toch lijkt een dergelijk experiment mij de moeite waard.
Experimenten, praktijk en uitkomsten
Jannet van Drie, Martine Braaksma en
Carla van Boxtel voerden een dergelijk experiment uit, waarbij aangetekend moet
worden dat hun experiment expliciet betrekking had op domeingerichte
instructies. Het domein is hier het vak geschiedenis. Het resultaat is te lezen
in een artikel in Levende Talen (Van Drie, Braaksma en Van Boxtel, 2014). Hun
onderzoek richtte zich op twee aspecten: tekstkwaliteit en historisch
redeneren. De tekstkwaliteit is er niet op vooruit gegaan, maar het historisch
redeneren wel. In eerdere studies is dezelfde uitkomst gemeten. De schrijfsters
doen de aanbeveling meer vakoverstijgend te werken, specifiek betrekking
hebbend op de vakken Nederlands en geschiedenis.
De vraag is in hoeverre de resultaten
valide zijn. Is het niet zo dat leerlingen altijd beter presteren wanneer zij
deelnemen aan een onderzoek. In het artikel is te lezen dat de betrokken docent
vooraf nauw betrokken is bij het onderzoek. Door de grotere betrokkenheid van
de vakdocenten zullen zij hun lessen op een andere manier hebben ingevuld. Zijn
zij beter les gaan geven? We weten het niet.
In een ander artikel in Levende Talen wordt verslag gedaan van een
experiment om beter te leren schrijven bij geschiedenis en science. (Sprenger
de Glopper, 2014) Dit experiment werd uitgevoerd bij het vak Nederlands. De
effecten zijn nihil, maar leerlingen zouden wel meer zelfvertrouwen hebben
gekregen. Ook hier is het duidelijk dat naarmate er meer aandacht wordt besteed
aan schrijfonderwijs er logischerwijs toch enige verbetering optreedt. Sprenger
en De Glopper doen de aanbeveling om schrijfonderwijs bij Nederlands te
verbinden met het schrijven bij andere vakken.
Afgezien
van alle uitkomsten van de ondernomen experimenten ben ik ervan overtuigd dat
er enige waarheid schuilt in het spreekwoord “oefening baart kunst”. Wanneer de
docent Nederlands in een eerder stadium begint met het aanleren van het
schrijven van een betoog, zal het resultaat vermoedelijk beter zijn. Het
schrijven van een betoog is een zeer gerichte opdracht en kan vrij objectief
worden beoordeeld. Ik heb ooit in een brugklas vwo mijn leerlingen een betoog
laten schrijven. Het resultaat was niet zo best. Dit jaar geef ik les aan een
derde klas. Mijn intentie is de klas in periode 3 een betoog te laten
schrijven, waarbij ik een beperkte keuze aanbied qua onderwerp. De parallelklas
zal dit betoog niet schrijven. Vervolgens wil ik dezelfde opdracht in beide
klassen het jaar erop nog eens uitvoeren en de resultaten meten. Wanneer de
uitspraak “oefening baart kunst” enige voorspellende waarde bevat, zou die
ertoe moeten leiden dat er verschil moet zijn in kunne tussen beide klassen.
In de
afgelopen jaren heb ik op ten minste vier scholen lesgegeven en zodoende een
redelijk beeld gekregen van de diverse curricula. Welke onderdelen staan in het
PTA en welke onderdelen in het PTO? (Plan voor Toetsen en Opleiding) Ik heb
geconstateerd dat het betoog vrijwel overal uitsluitend voorkomt in het PTA.
Toch zie ik een tendens waarbij het betoog al in een eerder stadium wordt
onderwezen. Mariët Janssen geeft in Levende Talen Magazine van april 2016 een zeer nauwkeurige omschrijving van een
lessenserie, gericht op het betoog in vwo3. (Janssen, 2016). Haar conclusie
luidt dat er over het algemeen te veel aandacht is voor het zoeken naar de
juiste informatie en te weinig voor het formuleren. Janssen legt in haar relaas
de verbinding tussen lezen en schrijven. Schrijven is voor een groot deel afkijken, de kunst afkijken. Ter
verduidelijking: wanneer leerlingen betogen lezen van anderen in de vorm van
krantenartikelen, krijgen ze zicht op hoe de structuur van een betoog in elkaar
zit, hoe anderen formuleren. De kunstenaar kijkt naar de kunst van anderen en
past bepaalde aspecten toe op de kunst van hemzelf. Maarten Biesheuvel, die
door Gerrit Komrij ooit de meester van het absurde cynisme is genoemd, noemt in
zijn verhalen expliciet de namen van de schrijvers die hij bewondert, o.a. Dostojevski,
Tolstoi, Nabokov.
Leidt oefening inderdaad tot kunst?
Als we de weerslag van de drie
beschreven experimenten in ogenschouw nemen is de vraag of leerlingen beter
leren schrijven niet eensluidend te beantwoorden. Als ik kijk naar mijn eigen
ervaring, dan zie ik wisselende resultaten. Leerlingen die schrijven leuk
vinden, leren beter te schrijven. Goed kunnen schrijven is van wezenlijk belang.
We moeten niet denken dat door de komst van de computer schrijven aan belang
heeft ingeboet. Integendeel, de samenleving is in de loop der tijd complexer
geworden. De mens moet zijn expressie kunnen expliciteren. Juist creativiteit
onderscheidt de mens van de aap. Die expressie komt niet alleen tot uiting in
het kunnen maken van mooie auto’s of kunstzinnige foto’s, maar ook in het
kunnen schrijven van een goede brief, een goed artikel of een interessant boek.
Maurice de Hond heeft enkele jaren terug beweerd dat kinderen helemaal niet
meer hoeven leren te lezen. Ze zouden alleen blokletters hoeven aan te wijzen.
(De Hond, 2014) Letterlijk zei De Hond: “de motorische
ontwikkeling kan ook via apps worden gestimuleerd. Wie schrijft er tegenwoordig
nou nog? Over vijf jaar praten we tegen onze bril of ons horloge, die dat zelf
overzet in foutloze tekst. Waarom zouden we nog kostbare onderwijstijd
verspillen aan iets wat kinderen niet meer nodig hebben?”
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat
kinderen leren lezen door zelf te schrijven. (Pardoen,
2014). In hetzelfde onderzoek komt naar voren dat kinderen die hebben leren
schrijven met de hand, letters en woorden beter kunnen onthouden als ze die
zelf opgeschreven hebben. Voor velen, met name de oudere generatie, is dat
herkenbaar: als je zelf aantekeningen maakt op papier, onthoud je meer van een
college of een lezing dan wanneer je ze typt op je laptop. (Pardoen, 2014) Er
zijn dan ook steeds meer hoogleraren die de laptop en de telefoon hebben
verbannen uit de collegezaal.
Oefening leidt tot kunst in die zin dat lezen en
schrijven elkaar versterken. Door zelf te schrijven leer je lezen en door te
lezen leer je beter te schrijven.
De docent Nederlands, aanjager, stimulator en inspirator
Godfried Bomans heeft ooit gezegd: “De drang om te schrijven moet men wantrouwen, maar de drang om te
formuleren niet”.
Spinoza (1632-1677) zei:
“En dit zijn
dingen die niet slechts de rede, maar ook de ervaring door dagelijkse
voorbeelden leert, namelijk dat dergelijke wetten, die bevelen wat ieder moet
geloven en die verbieden iets tegen deze of gene mening te zeggen of te
schrijven, dikwijls zijn ingesteld om tegemoet te komen aan, of liever te
zwichten voor de woede van de mensen, die vrije geesten niet kunnen verdragen
en die met hun grimmig gezag licht in staat zijn de vroomheid van het oproerige
grauw in razernij te doen verkeren en op te stoken tegen wie ze maar willen –“(Spinoza, 1670)
Bron: Tractatus Theologico Politicus (1670) Hoofdstuk
20, alinea 12
Godfried Bomans heeft het bij het rechte eind. De
drang om te schrijven moeten we inderdaad wantrouwen in die zin dat er nogal
wat mensen zijn van zichzelf het idee hebben te kunnen schrijven, maar wiens
teksten al vrij spoedig in de papierversnipperaar belanden. Arnon Grunberg doet
naar mijn idee pogingen om Vestdijk voorbij te streven als het gaat om de
toepassing van de gevleugelde uitspraak “sneller kunnen schrijven dan God kan
lezen”. De vraag is of de boeken van Grunberg over vijftig jaar nog steeds
gelezen worden. Hoewel Donald Trump
uitblinkt in het formuleren van zinnen die precies passen binnen het kader van
de maximum hoeveelheid tekens van 140 per tweet, zijn dit soort berichtjes
vluchtig, zoals het geluid van het vogeltje dat verloren gaat in de wind. Toch
hebben sommige van zijn tweets enorme politieke gevolgen.
De docent Nederlands heeft als taak de leerling te
leren schrijven, om van hem een “homo scriptum” te maken, de schrijvende mens.
Hij moet van de leerling ook een “homo lectione” maken, een lezende mens.
Vanzelfsprekend moeten we als mens naar het hoogste streven. De lezende mens
blijft niet aan de oppervlakte. Hij gaat de diepte in en beklimt bergen.
Kortom: hij is kritisch. Hoewel het niet de taak is van de docent Nederlands de
leerling te vormen tot ethische mens, dient hij mijns inziens ernaar te streven
dat de leerling een kritisch mens wordt. Dat is een vrijwel onmogelijke taak.
Sommige leerlingen worden later dokter, anderen advocaat en weer anderen begeven
zich in de aandelenhandel. Een dokter zou een nobel mens moeten zijn, kritisch
tot in zijn tenen, een wetenschapper die van nature alles wantrouwt. Toch zien
we dokters die gecorrumpeerd zijn en nauwe relaties onderhouden met de
farmaceutische industrie. Om nog maar te zwijgen over de andere twee beroepen.
De docent Nederlands dient zijn leerlingen te leren
hoe hij moet formuleren. Goed kunnen formuleren is inherent aan de ethiek en
het belangrijkste werk dat Spinoza ooit voortbracht was zijn ethica (1677). Dat
was zo goed geschreven dat anderen, joden net als hijzelf, het werk niet konden
verdragen en hem uit de stam stootten. Spinoza werd door zijn schrijverschap,
door hetgeen hij schreef, verbannen, in de ban gedaan, vervloekt.
Bean (Bean, 1998) schrijft in Schrijvend
leren en andere didactische werkvormen voor actief leren dat
schrijven bevorderlijk is voor het leerproces van de student. Ik ben het in
zoverre met Bean eens dat het niet zozeer gaat om schrijven, maar om
formuleren. Daarbij ben ik van mening dat niet alleen schrijven van belang is,
maar ook lezen. Lezen en schrijven zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Lezen en schrijven is als een huwelijk voor het leven, voor de eeuwigheid. De
kritische lezer is de kritische schrijver. Zoals ook al gezegd is in het begin
van dit essay: leren schrijven is de kunst afkijken. Dat doen we door veel te
lezen, door te vergelijken. Schrijven en lezen is een symbiose.
Ten slotte kan ieder mens zakelijk leren
schrijven, ook zonder veel te lezen. Lezen helpt. De een zal beter leren
schrijven dan de ander. Creatief schrijven is een ander verhaal. Zoals eerder
vermeld, beschikt de een nu eenmaal over meer creativiteit dan de ander.
Wanneer ieder mens begaafd zou zijn, zou het begrip niet bestaan. Er bestaan
schrijfscholen, maar deze scholen worden bezocht door mensen die van nature al
een zekere aanleg hebben. De schrijvers in spe hebben vaak al een en ander
geschreven.
Ik zie als docent absoluut vooruitgang
nadat ik met de leerling samen een eerste proeve van een betoog of een
beschouwing heb doorgenomen en vervolgens het eindresultaat onder ogen krijg. Desalniettemin
is het objectief meten van resultaten een lastige kwestie. De leerling die in
de brugklas al te kennen geeft dat hij lezen leuk vindt, die plezier beleeft
aan het verkrijgen van nieuwe inzichten door lezen, zal een betere lezer zijn.
Hetzelfde geldt voor de schrijver. Het meisje uit 2havo, Lisanne van der Horst,
dat dagelijks honderd pagina’s toevoegt aan haar roman en honderden volgers
heeft, zal een betere schrijver zijn dan iemand die moeite heeft een of twee
zinnen op papier te zetten. Schrijven is te leren, maar de genen spelen wel
degelijk een rol.
Wie leest, leeft dubbel. Wie schrijft
leeft driedubbel. Heeft Willem Elsschot (1882-1960) niet ooit gezegd: “Of iemand kan leren schrijven? Ik
geloof het niet. En wie het in zich heeft hoeft het niet te leren.”
Literatuurlijst
Bean, J. (1998). Schrijvend leren en andere didactische werkvormen voor actief leren. Leiden: Spruyt, Van Mantgem &
De Does.
Drie, J. van, Braaksma, M. en Boxtel, C. van
(2014). Beter schrijven bij geschiedenis,
effecten van schrijfinstructie op algemene tekstkwaliteit. Leven Talen
Tijdschrift, 15e jaargang, nr. 3 september 2014
Sprenger,
J. en Glopper, Kees de (2014). Effecten
van schrijven om te leren bij Nederlands, geschiedenis en science. Levende
Talen Tijdschrift, 15e jaargang, nr . 2 juni 2014
Janssen,
M. (2016) Gedocumenteerd schrijven
revisited. Levende Talen
Magazine april 2016, nr. 3.
Hond, M.
de (2014) Metro 23-1-2014.
Spinoza (160). Tractatus Theologico
Politicus. Hoofdstuk 20, alinea 12