woensdag 3 januari 2024

Gharsa

Het zand knerpte onder mijn voeten. Opnieuw voel ik een onweerstaanbaar verlangen. 

Anno liep naast Zinnia. Lilia liep naast mij. Gevieren betraden wij het zoute nat. Weldra voelden we het water als een weldaad om ons lichaam. Dat kon ook niet anders in deze ontzagwekkende droogte. Ook al was het dan een zoutmeer, waarvan het water aanvoelde als een grote, lompe modderige massa, water blijft water.

We waren de enigen. In de wijde omtrek was niemand te zien. Kamelen zijn geduldig. We namen de teugels, trokken de djallaba’s over onze hoofden en vervolgden onze route. De waterflessen waren weer gevuld. We wisten dat de kust niet ver meer kon zijn. Gharsa was vlakbij. In Rousse waren we eveneens met zijn vieren geweest. Van daaruit hadden we een hele dag per paard gereisd richting kloosters. Net als nu was het warm. Net als nu dronken we liters water.

Sunset Plaza. Dit is beter dan sunset Plaza. De sleutels van de kamer heb ik in mijn zak. Nog steeds. Rosamunda, bijgenaamd Rosa, plukt bloemen in het veld vlakbij onze hotelkamer. Een helling vol kruiden, bloemen, aan de rand enkele vetplanten.

Natuurlijk is alles beeldend. Elke ziel vraagt om leven. Een spel met de tijd.

Bij aankomst werden we verwelkomd door Richard, een Nederlander die ervoor had gekozen het gastenverblijf te runnen van dit complex. Gharsa, ooit toneel van een stukje Star Wars, filmisch, desolaat, maar verwachtingsvol. We togen naar het hotel. Witgrijze leem waarop stond geschreven: “Star Location El Gharsa”. De twee kamers zagen er redelijk uit. Er was in ieder geval een bad. We aten rijst met vis en garnalen. ’s Avonds niets. Lilia.

Zinnia, vrijwel even lang als Anno. Ze hadden voor de reis gekozen vanwege de pure natuur. Ze hadden Peru gezien, Alaska bezocht en nu wilden ze de woestijn ervaren. Net als wij hadden ze een gruwelijke hekel aan georganiseerde reizen, reizen voor mensen die ofwel geen fantasie hebben, ofwel geen tijd.    

In mijn gedachten verschenen de koppen van de zee, oneindig helle stranden, Lilia in wit wapperend kleed. 

voortdurend. Sinaasappels, granaatappels. De koorden regen.

Het kind.  De wind stroomt door golven. Gezonde oneindigheid  kleuren veren verbannen in een kooi. 

In tegenstelling tot het oorspronkelijke plan, bleven we tot de middag. Pas na drieën verlieten we Gharsa op weg naar de kust.

De taal versprak zich. De liefde versuikerde. Wat beklijft is de stilte die woorden bezweert.

Soms weten we niet wie de gasten zijn. Ze komen binnen op recepties, maar stellen zich niet voor. Ze eten en ze drinken. Ze pakken datgene wat van hun gading is en verdwijnen zonder namen.

De volgende dag was er een toernooi, een steekspel. Dalin, een Armeniër die jaarlijks naar dit oord komt, zou zijn uitgedaagd door een van de plaatselijke bewoners. Zowel Armeniërs als Arabieren zijn goede strijders. Ze zouden met een ouderwetse lans een sinaasappel uit de boom moeten steken. En dat te paard.

De Armeniër won. De Arabier bood hem zijn paard aan, maar Dalin weigerde. Hij nam genoegen met de eer en tien goudstukken. Diogenes versprak zich. Hij roemde zijn dochter, een schone met ravenzwart haar die dat alleen liet zien tijdens zonsondergang. Dan had ze de gewoonte met blote voeten de rivier in te waden en daar haar hoofd op te richten naar de zon. Ze deed haar doek af en schudde haar haar. Ik had het geluk dat een keer te mogen zien en sindsdien hoorde ik bij een selecte groep van ingewijden die haar geheim kenden.

Bij de kust gekomen, huurden we een hotelkamer met uitzicht op zee. Vanuit het raam was zee en lucht. Meerstemmig gezang zwol aan vanuit de hemel. De strijd was op handen. Honden winnen niet van beren. De sinaasappel werd uitgeperst en zij werd gedronken. Anno, Zinnia, Lilia en ik dronken het goudgele sap uit hoge glazen. De engelen kwamen. Ze trokken hun zwaarden en maakten aanstalten de draak te bestrijden, maar de draak wilde niet bestreden worden. De draak.

Joris vocht altijd al met de draak. De grote Georgi. De vraag is waarom Georgië eigenlijk Georgië heet, terwijl de Georgiërs als volk toch niet bekend staat als dapper en meermaals werd geregeerd door lafaards en onderkruipers. Armenië daarentegen, zijn buurman, is heldhaftig, maar rept daar niet van. Misschien was deze Georgi een Armeniër. We weten het niet en komen het niet te weten, net zo min als het antwoord op de vraag waarom er in vrijwel heel West-Europa Georgi’s waren.

Wie is de draak? Is de draak niet de vereenzelviging van onze eigen geest? Is deze draak niet een projectie van onze fantasie? Er schijnen twee soorten draken te bestaan: goede en slechte draken. Waren dat niet gewoon vertegenwoordigers van een andere beschaving, een andere dimensie? In ieder mens schuilt een draak.

We sliepen in één kamer. We roken elkaars adem, zo klein was de kamer, met maar een raam, het raam waardoor de draken zichtbaar waren, het raam waardoor we de engelen zagen. De volgende ochtend stonden we op met de zon. We renden naar de zee en zwommen in het schuim.  Alles verdween: de engelen, de draak, het steekspel. Wij waren de enigen in de wereld. Ook in het hotel was er geen leven zichtbaar. Aan de overkant, zo wisten we, lag Europa. Gharsa is de droom, een projectie. Europa de geschiedenis……….

De geschiedenis, het oude Rome of het nog oudere Byzantium, de stad die Darius nog heeft gekend. Plots wees Zinnia op een schip, het schip leek onderdeel van een baai. Het zeil had dezelfde kleur als het water. Het schip dezelfde kleur als de landtong waaraan het gekluisterd was. Een uur later waren we aan boord. Niemand had zich aangediend, wij werden de nieuwe meesters van dit schip. Nu was het zaak het schip te bevelen. Anno nam het roer, Lillia bediende het zeil, Zinnia bad tot de goden en ik bepaalde de koers: richting Istanbul. Daar zouden we het bijenhuis vinden. Het luizenpaleis was voorgoed verleden tijd. Nu was de tijd van bijen aangebroken.  De zoemende beestjes die de mens in de oudheid al de liefde hadden laten proeven in de vorm van mee. In Gharsa had ik voor het eerst de honing geproefd op de borsten van mijn geliefde, ik proefde de prikkelende smaak van acacia vermengd met wilde lust.

We voeren op zee, we laveerden langs de rotsen en op goed geluk en het kompas van God, kwamen we binnen twee dagen aan in de haven van Alexia, in het oude Albanie. De haven was verlaten, de huizen bleken leeg. Er stonden nog  twee vaten met pliske op de kade. Wij zouden de enigen zijn in Alexia. We konden ons Alexianen noemen. 

De benaming verwijst naar Alexander, een oude en krachtige naam, maar ook de naam van de veroveraar die aan zijn veroveringen ten gronde ging. Hij stierf op 32-jarige leeftijd. Volgens sommigen aan een longontsteking in een moeras, volgens anderen door toedoen van de goden. In ieder geval was Alexia leeg.
We liepen de straten in, steil omhoog en kwamen bij het plein. Daar, midden op het plein, vonden we de restanten van een oude vlag. Vaalwit met in het midden de contouren van een adelaar. De adelaar die zich zelden vertoont en wiens veren prijkten op de tooien van indianenstammen die woonden op de prairie van wat eens een onbekend continent was. De adelaar die als tweekoppig symbool door de Romanovs werden geïntroduceerd in Rusland, ter vervanging van de valk. De adelaar die ook door de fascisten werd gebruikt om hun ideologie te vermommen. 

Zinnia liep hand in hand met Lillia. Ze liepen op blote voeten, hun witte katoenen jurken wapperden in de wind. Plotseling zoemde het geluid van zoemende bijen ons tegemoet. Na de volgende bocht, zagen we dansende bijen die de muurbloemen en de klaprozen bevruchtten.  

 Dordrecht, al geschreven in 2014   Het verhaal zou ik willen vervolgen.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Europa, een valse belofte

  Dordrecht, 04 februari 2024 In de jaren dertig van de twintigste eeuw hield Stefan Zweig drie lezingen. De eerste vond plaats in 1932 ...