woensdag 19 juni 2013

De Zingende Zaag, metafoor en instrument in actie en reactie




In maart 1989 kwam ik voor het eerst op de Nacht van de Poëzie in Utrecht. Daar ontdekte ik een juweeltje, een zaagje in de vorm van een tijdschrift. George Moorman, een bevlogen Haarlemse dichter bracht zijn tijdschrift aan de man. Ik nam een abonnement. Het abonnement duurde twintig jaar. Het laatste nummer bestond uit een porseleinen kruik gevuld met drank. Daarbij kon ook gekozen worden voor een tijdschrift. Het nummer heette “ROES, tussen bezieling en bezatting”, een waardige naam voor iemand die nog zweefde tussen dood en leven. Ik koos het tijdschrift, de ziel. Wat opvalt is de letter Z die zowel in het begin als aan het eind voorkomt, de letter van zingen, de letter van zaag, de letter van ziel en van beZatting. George Moorman, de genius achter het concept, had er misschien genoeg van. Hij was het zat. Hij wilde iedereen vol laten lopen met poëzie. Dat was te veel gevraagd.

In het woord tijdschrift schuilt het tijdelijke, in het tijdelijke zit het vergankelijke. Daarom is tijdschriften vrijwel nooit een lang leven beschoren. Het oudste Nederlandse tijdschrift, De Gids, nog steeds geschreven met twee hoofdletters om te benadrukken dat het hier toch wel om iets zeer belangrijks gaat, is in werkelijkheid misschien nooit  bezield geweest. Het wilde een gids zijn, maar mensen hebben niet altijd behoefte aan een gids. Zij zijn liever hun eigen gids. Was het tijdschrift in zijn beginjaren al gezapig, nu is het dat nog steeds. De ware poëzieliefhebber is een avonturier, een ontdekkingsreiziger. De gids bood de avonturier van oudsher weinig nieuws, daarom ontstond al vrij spoedig De nieuwe Gids. Dit tijdschrift leefde kort. In het begin was het nieuw, maar na verloop van tijd, kende de lezer het concept.
Zo ontstonden veel literaire tijdschriften en gingen even zovele weer ter ziele. Dat moest op den duur ook gebeuren met De Zingende Zaag. De meeste literaire tijdschriften kenmerkten zich door een zekere maatschappelijke betrokkenheid. Ze werden ook opgericht als reactie, uit opstandigheid. In zekere zin was dat ook het geval met De Zingende Zaag. Dit tijdschrift wilde zich niet langer een tijdschrift noemen, maar een concept, een kruising tussen poëzie en beeldende kunst. De bijen vlogen uit en bestoven alle bloemen die ze onderweg tegenkwamen. De Zingende Zaag was niet opgericht vanwege maatschappelijke betrokkenheid, maar wel als een reactie tegen wat op dat moment werd gezien als achterhaald. Er moest nieuwe bevlogenheid komen. De poëzie en de kunst zouden samen optrekken. Dit huwelijk hield twintig jaar stand en kwam door drank aan zijn eind.

Mensen hebben van nature de behoefte om anderen een bepaald etiket op te plakken, om hen in een groep onder te brengen. Dat geeft ons blijkbaar enige zekerheid. We voorzien een groepering van een kenmerk en we weten wie zij is. Dat resulteerde in Nederland in onze roemruchte verzuiling. Slechts mondjesmaat verdwijnt de protestant bij Trouw en maakt plaats voor een onsje katholicisme. Heel voorzichtig tasten de FNV en het CNV elkaar af om in de toekomst misschien samen te gaan wonen. Ook de kunstenaar voorzien we graag van een etiket. Aan de andere kant is het juist de kunstenaar die buiten het establishment staat. Hij is de onafhankelijke geest die ons de richting wijst, een richting die we in eerste instantie afwijzen. Zodra we hebben begrepen waar het om draait, plaatsen we deze kunstenaar ook moeiteloos in een doosje waarop in sierlijke letters staat “Postmodernisme” of “Generatie Nix”, want niets willen is onmogelijk.
Zo ontstond in de loop der tijd een groot aantal tijdschriften die geheel in het zojuist beschreven stramien pasten.  Tot ca. 2000 kenden we Tirade, De Gids, de Nieuwe gids, Bzzlletin, De Revisor, Raster en Maatstaf.  Ieder tijdschrift trachtte op zijn beurt vernieuwend te zijn. Ieder tijdschrift kende zijn eigen filosofie.

In 1989 kwam, zoals gezegd,  George Moorman en een groepje geestverwanten met het idee een tijdschrift te maken waar iedereen zich bij aan kon sluiten. De zingende Zaag, de zaag die zingt, brengt een melancholieke toon voort. Deze duidt op een verlangen naar het klassieke, naar vroeger waar ambachten werden geprezen, naar een tijd waarin dichten gezien werd als een ambacht, de tijd van de Rederijkers. Tegelijkertijd is de zaag het instrument dat kan worden gebruikt om op ambachtelijke wijze zinnen of woorden zodanig in stukjes te zagen dat een kunstwerk, een gedicht kan ontstaan. Zingen, van oudsher een metafoor voor dichten. Het idee achter de Zingende Zaag was niet alleen het bieden van een podium voor dichters, maar een vermenging van beeldende kunst en poëzie, woorden zijn beeldend, verbeeldend. Na enkele jaren werd het idee van tijdschrift verlaten en de Zingende Zaag verwerd tot concept, tot idee, tot een metamorfose van ideeën, beeldende kunst en poëzie. George Moorman zag De zingende Zaag vanaf dat moment  niet langer als een literair tijdschrift, maar meer als een concept dat het gevolg is van een thema.
De Zingende zaag was een unieke toon in een dor landschap. De Zingende Zaag wilde niet worden voorzien van een etiket. Het wilde uniek zijn. Uniciteit duurt niet lang als het begrip wordt toegepast op een beweging. Na een beweging komt een tegenbeweging. Dat is het ritme van de tijd. Ook De Zingende Zaag, kan worden voorzien van een etiket. Toch was het in de relatief korte tijd die het bestond uniek. Werd in het begin nog ieder nummer thuisgestuurd. Na verloop van tijd kreeg iedere abonnee een uitnodiging om het nieuwe nummer ter plekke in ontvangst te komen nemen tijdens een manifestatie die in het teken stond van het thema van dit nummer.  Hierdoor kwam de poëzie tot leven. De kunst kwam niet alleen tot uiting in het tijdschrift zelf, maar manifesteerde zichzelf ook door de vormgeving van het tijdschrift. Zo ontstonden er  tijdschriften in de vorm van doosjes waarin een boekje zat en een stukje zeep dat na 15 jaar nog steeds een doordringende geur verspreidt. Nummering was niet meer van belang. Er was bijvoorbeeld een uitgave die bestond uit een losbladig systeem waarop de plattegrond van de Sint Bavo te Haarlem prijkte en een ander nummer werd gepubliceerd in de vorm van een bijbel waarop de leuze stond “God betere’t”
Niet iedereen kon zomaar publiceren in de Zingende Zaag. George Moorman vertelde mij dat “iedere Zaag te beschouwen is als een podium waar iedereen zijn dans mag komen uitvoeren , al naar gelang het thema dat op dat moment aan de orde is. Dat is één van de voorwaarden voor dichters om gepubliceerd te worden in de Zingende Zaag”. Dichters werden ook  gevraagd, omdat de gedichten van deze schrijver pasten binnen het thema. Tweede voorwaarde is dat de dichter ten minste twee bundels moest hebben gepubliceerd. Gesteld kan worden dat De Zingende Zaag niet het tijdschrift was dat open stond voor jonge dichters. Debuten werden hier niet geschreven. In die zin was het niet vernieuwend. De redactie stelde zich voorzichtig op. Een ding is zeker: de kruik is leeg. Na porselein geen goud. De poëzieliefhebber heeft zich twintig jaar lang kunnen laven aan telkens wisselende geluiden, maar deze zaag is voorgoed versleten. Er was op een gegeven moment geen geluid meer uit te krijgen.

De tijd van de “ap” is aangebroken. Het literaire landschap heeft te lijden gehad onder een grote kaalslag. Oude bomen werden gekapt. Nieuwe kwamen er voor in de plaats. Er zijn nog maar weinig literaire tijdschriften die we in de boekhandel kunnen kopen. De Gids die ons de weg wil wijzen die niet iedereen wil gaan, Hollands Maandblad dat bij tijd en wijle opkrabbelt en een bijzonder geluid laat horen en dan is er nog Spiegel der Letteren dat een klein groepje geïnteresseerden voorziet van degelijke informatie. De vraag is of het literaire tijdschrift als podium voor nieuwe dichters  niet bezig is te verdwenen.

Ook het gedicht evolueert, van sms’je naar een tweet, opgeslagen in de cloud die voortdurend wordt bedreigd door hackers, de spreekwoordelijke reactie in een tijdperk waarin het gedicht in feite alleen gedicht wordt op een echt driedimensionaal podium: het gedicht om naar te luisteren, het gedicht om in ons op te nemen. Een gedicht dat de toehoorder meevoert naar niet-digitale tijden.
We zien in de samenleving dat de tijd terugkeert waarin de dichter zijn gedichten voordraagt. Dat is van oorsprong de bedoeling van het gedicht. De docent Nederlands zegt tegen zijn leerlingen: scandeer het gedicht en zo hoor je het metrum, maar het is in feite de dichter zelf die het gedicht niet moet scanderen, maar voordragen. Hij of zij is de maker ervan. Alleen de dichter weet hoe het klinkt en pas als we het gedicht horen, kunnen we de ware betekenis ervan doorgronden. Dat is ten minste het idee. Ik denk dat dit idee slechts ten dele klopt, want dat zou dan wel impliceren dat een gedicht alleen nog maar te begrijpen is als we de dichter zelf beluisteren. Dat zou betekenen dat we de sonnetten van Petrarca en Shakespeare nooit op hun ware merites kunnen schatten. Het gedicht bevat toch ook een sleutel die de dichter ons aanreikt via zijn metrum, via het rijm of op een andere manier. Het literaire tijdschrift publiceert nog steeds gedichten, al dan niet op internet. Het is aan de lezer het gedicht voor zich te zien, het gedicht zichzelf te laten dichten. Het gedicht is voor een deel het resultaat van een ambachtelijk proces. Daar komt de zaag bij kijken. Diezelfde zaag brengt toch ook verschillende geluiden voort. Het is aan de lezer het juiste geluid te laten klinken bij het juiste gedicht. Laat de lezer de Zaag zingen. Nu de Zaag uit Haarlem uit ons midden is verdwenen, zijn nieuwe middelen nodig. Ik zie deze nieuwe verschijningsvormen, instrumenten en gereedschappen nog niet. Het landschap is dor, hier en daar zien we wat verdroogde plantjes en her en der verschijnt af en toe een bloemetje. De afgelopen jaren waren die bloemetjes naar mijn idee allemaal bolgewassen. Ze komen even boven de grond om vervolgens weer te verdwijnen. Het is het wachten op solide rozen, misschien wel stevige eiken, of is lot van de poëzie en daarmee van nieuwe, liefst geëngageerde tijdschriften om altijd plaats te maken voor nieuwe poëzie, voor nieuwe loten of nieuwe geheel nieuwe stammen.  

Dordrecht, 12 juni 2013   

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Europa, een valse belofte

  Dordrecht, 04 februari 2024 In de jaren dertig van de twintigste eeuw hield Stefan Zweig drie lezingen. De eerste vond plaats in 1932 ...